Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7642

Datum uitspraak2009-09-08
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.002.630/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Uitleg huwelijkse voorwaarden. Investeringen in de woning van de vrouw. geen vergoeding voor groot en klein onderhoud ('de instandhouding van de woning').


Uitspraak

Arrest d.d. 8 september 2009 Zaaknummer 107.002.630/01 HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, in eerste aanleg: eiser, hierna te noemen: [appellant], advocaat: mr. J.B. Dijkema, kantoorhoudende te Leeuwarden, voor wie gepleit heeft mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Uithoorn, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [geïntimeerde], advocaat: mr. W.H.C. Bulthuis, kantoorhoudende te Leeuwarden, voor wie gepleit heeft mr. J.A. Hoekstra, advocaat te Amsterdam. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 21 november 2007 door de rechtbank Leeuwarden. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 20 februari 2008 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 14 mei 2008. De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep luidt: "alsdan namens [appellant] als appellant op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen dat het Gerechtshof Leeuwarden het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, sector civiel recht, van 21 november 2007 met zaak-/rolnummer 79198/HA ZA 06-893 gewezen tussen partijen voornoemd, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, eventueel onder aanvulling en onder verbetering van gronden, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, en opnieuw rechtdoende geïntimeerde te veroordelen tot betaling aan appellant van € 97.004,09, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 oktober 2006 tot aan de dag van betaling, en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties." [appellant] heeft een memorie van grieven genomen. [appellant] heeft ter rolle van 11 november 2008 een akte verduidelijking/aanvulling van de grieven genomen. Bij memorie van antwoord, tevens antwoordakte op de verduidelijking/aanvulling van de grieven, is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie: "[appellant] niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans diens Grieven te verwerpen en te bevestigen het vonnis waarvan het beroep met veroordeling van [appellant] in de kosten van beide instanties." Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's door hun advocaten. Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellant] heeft vijf grieven opgeworpen. De beoordeling De feiten 1. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.3) een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan. Aangevuld met wat in hoger beroep nog onweersproken is gesteld, staat (voor zover nog van belang) nu het volgende vast. 1.1. Partijen zijn op 18 augustus 2003 op huwelijkse voorwaarden getrouwd. In deze voorwaarden is onder meer het volgende bepaald: Gemeenschap van inboedel Artikel 1 Tussen de echtgenoten zal slechts bestaan een gemeenschap van inboedel; elke andere huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap is tussen hen uitgesloten (...) Kosten van de huishouding Artikel 5 1 a. Voor rekening van de man zijn de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. b. Onder de kosten van de gemeenschappelijke huishouding worden onder meer begrepen: (...) - de kosten van onderhoud (zijnde kosten gericht op het in stand houden en niet op verandering), de zakelijke lasten en de premies van de opstalverzekering van de echtelijke woning; - de huurtermijnen alsmede de rente en kosten van geldlening(en) aangegaan ter verwerving of verbetering/verbouwing van de echtelijke woning alsmede de canon; - alle dagelijkse uitgaven, welke passen in het leefpatroon van de echtgenoten. (...) d. Onder de echtelijke woning wordt verstaan een onroerend goed, dat dient tot gebruik en bewoning door beide echtgenoten, zulks met inbegrip van de eventuele tweede woning welke als zodanig wordt gebruikt. Vergoedingen Artikel 7 De echtgenoten zijn verplicht aan elkaar in geld te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot ten bedrage van of naar de waarde ten dage van de onttrekking. (...) Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich hiertegen verzetten. Zij dragen de wettelijke rente nadat de vergoedingsplichtige echtgenoot volgens de wet in gebreke is gesteld. 1.2. Bij beschikking van 9 mei 2007 is door de rechtbank Leeuwarden de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. 1.3. Tijdens het huwelijk zijn werkzaamheden verricht aan de aan [geïntimeerde] in eigendom toebehorende woning op Terschelling. Het betreft een vissershuisje uit 1887 waar op het moment van aankoop in 2004 al 30 jaar niets aan was gedaan. Partijen hebben deze woning grondig laten opknappen. De woning werd tijdens het huwelijk door partijen als tweede woning gebruikt en wordt nu door [geïntimeerde] bewoond. Het geschil 2. [appellant] heeft met een beroep op de vaststaande feiten betaling gevorderd van de door hem ten behoeve van de woning van [geïntimeerde] op Terschelling gemaakte kosten, voor zover het niet betreft kosten van onderhoud in de zin van de huwelijkse voorwaarden. De vordering beliep na vermindering van de eis een bedrag van € 97.004,09, vermeerderd met rente en kosten. Na de integrale afwijzing door de rechtbank heeft [appellant] zijn vordering in hoger beroep gehandhaafd, met dien verstande dat deze bij gelegenheid van de gehouden pleidooien is verminderd met € 2.036,50 (leges en kosten bodemonderzoek). De grieven I, II en III 3. De eerste drie grieven hebben betrekking op de uitleg van de huwelijkse voorwaarden en lenen zich voor gemeenschappelijke behandeling. Bij die uitleg geldt dat alle omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van betekenis zijn. De uitleg dient niet plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de huwelijkse voorwaarden zijn gesteld, maar in praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dit geschrift als geheel hebben, wel van belang (vergelijk HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493). De raadsman van [appellant] heeft gesteld dat tussen [appellant] en [geïntimeerde] in het bijzijn van de notaris uitgebreid is besproken dat alleen kosten voor rekening van [appellant] zouden blijven die in het spraakgebruik worden aangeduid als klein en groot onderhoud. Daarmee doelt hij naar het hof begrijpt op herstel van gebreken en kleine herstellingen in de zin van Boek 7, Titel 4, Afdelingen 2 en 3 BW. [appellant] heeft in dat verband verder nog aangevoerd dat (wat onbestreden is) [geïntimeerde] ten tijde van het maken van de voorwaarden nog geen eigenaar was van de woning op Terschelling, en dat de aankoop ervan toen nog niet aan de orde was. Om die reden kan er inderdaad, zoals [appellant] betoogt, bij de uitleg van de voorwaarden niet van worden uitgegaan dat partijen op het punt stonden een grondige verbouwing uit te voeren. De notaris heeft volgens [appellant] naar aanleiding van de in diens bijzijn gemaakte afspraken de tekst van de voorwaarden opgesteld. 4. Van de zijde van [geïntimeerde] is, anders dan in het geval van [appellant], niet gesteld dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst op enigerlei wijze verklaringen hebben afgelegd of gedragingen hebben verricht die van invloed kunnen zijn op de uitleg van de voorwaarden. Indien van het ontbreken van dergelijke verklaringen of gedragingen zou moeten worden uitgegaan - wat het hof hierna veronderstellenderwijs zal doen - dan zou het bij gebreke van enige nadere toelichting op de betekenis van de voorwaarden aankomen op de objectief gangbare betekenis van de bewoordingen waarin die zijn gesteld (vergelijk HR 23 december 2005, RvdW 2006/17). 5. Op grond van een dergelijke, uitsluitend tekstuele uitleg van de voorwaarden, dient [geïntimeerde] aan [appellant] door hem gedane investeringen in de woning te vergoeden, behoudens voor zover het gaat om kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Dat laatste wil zeggen, kosten die zijn gericht op de instandhouding van de woning. Deze formulering beperkt zich aldus tot gangbare (huishoudelijke) kosten ter instandhouding van de woning. Zonder nadere toelichting - die niet is gegeven - valt niet in te zien dat daaronder meer is te verstaan dan wat naar spraakgebruik onder groot en klein onderhoud wordt verstaan. 6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niets van wat [geïntimeerde] heeft betoogd of anderszins is gebleken, kan afdoen aan de door [appellant] verdedigde uitleg van de voorwaarden. Die uitleg zal hierna dan ook voor juist worden gehouden. 7. De grieven I tot en met III slagen. Grief IV 8. De vierde grief is gericht tegen een uitgebreide overweging van de rechtbank die erop neerkomt dat [appellant] zijn vordering in het licht van de per onderdeel gemotiveerd weersproken kostenposten niet deugdelijk (nader) heeft onderbouwd. Zo wordt, aldus de rechtbank, in het overzicht van [appellant] gesproken over vervanging van onderdelen. Zonder de ontbrekende toelichting valt volgens de rechtbank niet in te zien dat sprake is geweest van verandering van de woning. Tegen deze achtergrond kan de grief naar het oordeel van het hof slechts slagen voor zover daarin per onderdeel (of groep van onderdelen) nader op het karakter van de in het overzicht opgenomen kostenposten wordt ingegaan. De grief faalt, voor zover die is gericht tegen werkzaamheden en daaraan verbonden kosten die in de grief of de toelichting daarop niet ook afzonderlijk worden besproken. 9. Het hof zal zich hierna beperken tot de wel door de grief specifiek bestreken werkzaamheden en de daaraan verbonden kostenposten. Opmerking verdient daarbij dat diverse posten niet op grond van de voorhanden zijnde informatie kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden waarop [appellant] in zijn grief nader ingaat. Dat geldt bijvoorbeeld voor de post arbeidsloon (€ 24.609,01), die kennelijk op alle werkzaamheden ziet die [appellant] als veranderingen opvoert. 10. Slechts ten aanzien van de hierna te bespreken werkzaamheden zijn de kosten in de grieven wel voldoende duidelijk gespecificeerd en aan in de grieven besproken werkzaamheden gekoppeld. Bij de beoordeling daarvan dient te worden bedacht dat niet (afdoende) is bestreden dat de kosten voor de opgevoerde werkzaamheden daadwerkelijk door [appellant] zijn gemaakt of voor zijn rekening zijn gekomen. [geïntimeerde] heeft wel betoogd dat al deze werkzaamheden op aandringen van [appellant] (tegen hoge kosten) zijn uitgevoerd. Indien dat al juist is, dan valt nog niet in te zien dat [geïntimeerde] enkel om die reden niet gehouden zou zijn tot de daaruit voortvloeiende, overeengekomen betaling aan [appellant]. Niet gesteld of gebleken is immers dat zij met deze werkzaamheden of de aard en omvang ervan niet zou hebben ingestemd. Het schilderwerk (€ 17.925,= en € 4.212,80) 11. Het betreft hier binnenschilderwerk. Volgens [appellant] vond dat uitsluitend om esthetische redenen plaats. Naar het oordeel van het hof is dat bij binnenschilderwerk doorgaans het geval, en is dat geen reden om het niet, zoals te doen gebruikelijk, als klein onderhoud aan te merken. De grief faalt in zoverre. Het isolatieglas en de vervanging van kozijnen met isolatieglas (€ 3.705,90, € 9.266,29, € 200,49, € 618,82 en € 31, 59) 12. Ten aanzien van deze posten is niet (voldoende) bestreden dat het gaat om vervangingen die niet door de gebrekkige toestand van de vervangen onderdelen noodzakelijk waren. Het gaat hier kort gezegd niet om onderhoud, maar om verbetering (isolatie en esthetische verbetering). De desbetreffende kosten kunnen om die reden niet als (voor de instandhouding noodzakelijke) kosten van onderhoud worden gezien. De grief slaagt in zoverre. De vervanging topgevel (€ 190,21) 13. Het in rechtsoverweging 12. overwogene geldt ook voor de vervanging van de topgevel. Het aanbrengen nieuwe luiken (€ 1.838,57) 14. Het gaat om het vervaardigen van nieuwe luiken, waar geen luiken aanwezig waren. Niet valt in te zien dat de desbetreffende kosten betrekking hebben op de gemeenschappelijke huishouding (instandhouding). Op dit onderdeel treft de grief dus eveneens doel. De vervanging garage berging/berging arbeid (€ 4.800,= en € 1.600,=) 15. Het verweer tegen de kostenpost is, dat de nieuwe schuur diende ter vervanging van een drietal andere schuurtjes met een gelijk totaal oppervlak. Door [geïntimeerde] is evenwel niet betoogd dat de oude schuurtjes bouwvallig waren of dat anderszins de noodzaak tot vervanging daarvan bestond. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de bouw van de nieuwe schuur niet gepaard ging met gangbare, huishoudelijke kosten ter instandhouding van de woning (met aanhorigheden). De grief treft in dit opzicht dus doel. De aanleg van een eiken vloer (€ 1.630,=) 16. De aanleg van een nieuwe vloer om uitsluitend esthetische redenen kan niet geacht worden betrekking te hebben op de gemeenschappelijke huishouding in de zin van de voorwaarden. De grief is hier terecht voorgedragen. Het bekleden van goten (€ 680,=) 17. Onbestreden is dat het (overeenkomstig de omschrijving van de aannemer) gaat om verwijdering van houten goten en het aanbrengen van nieuwe, 'e.e.a. zoals bestaand met gootklossen'. Omdat het dus kennelijk om noodzakelijke vervanging gaat, valt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet in te zien dat de desbetreffende kosten buiten het bereik van de voor de instandhouding noodzakelijk onderhoud vallen. Ten aanzien van de gootklossen zou daarover anders kunnen worden gedacht (die zouden strekken ter verfraaiing), maar de kosten daarvan zijn niet individualiseerbaar. De grief faalt in zoverre. De keuken (€ 11.312,=; € 360,=; 50,=) 18. De vervanging van een verouderde maar deugdelijk functionerende keuken kan niet (zonder meer) aan de gemeenschappelijke huishouding in de zin van de voorwaarden worden toegerekend. Niet gesteld of gebleken is, dat daar op onderdelen anders over moet worden gedacht. Ook hier treft de grief doel. De badkamer (€ 30,31; € 9,=; € 46,91; € 52,17; € 280,=; € 265,=, € 685,=) 19. Hetgeen in rechtsoverweging 18 is overwogen geldt ook voor de vervanging van de badkamer voor zover het de hierboven opgesomde kostenposten betreft. [appellant] heeft daarnaast nog meet kosten opgevoerd (zoals € 63,52 voor rockwool) maar daaromtrent heeft [geïntimeerde] gemotiveerd betoogd dat het om onderhoudskosten gaat (in dit voorbeeld: de oude isolatie was verpulverd), zonder dat [appellant] daar vervolgens iets tegen heeft ingebracht. Die kosten worden daarom buiten beschouwing gelaten. Conclusie 20. Grief IV slaagt voor zover deze ziet op in totaal € 36.972,26 aan kosten (3.705,90 + 9.266,29 + 200,49 + 618,82+ 31, 59 + 190,21 + 1.838,57 + 4.800 + 1.600 + 1.630 + 11.312 + 360 + 50 + 30,31 + 9 + 46,91 + 52,17 + 280 + 265 + 685). Grief V 21. De laatste grief heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis en kan om die reden inhoudelijk onbesproken blijven. De slotsom 22. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering zal alsnog deels worden toegewezen, inclusief de gevorderde en niet afzonderlijk bestreden wettelijke rente. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, dienen zij elk de eigen kosten van het geding in hoger beroep te dragen. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende: Veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen € 36.972,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 17 oktober 2006; verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad; bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep zal dragen; wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mrs. Zandbergen, voorzitter, Wind en Zondag, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 8 september 2009 in bijzijn van de griffier.