Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7643

Datum uitspraak2009-09-14
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-001485-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof heeft aan verdachte ten aanzien van de aan hem ten laste gelegde feiten, te weten vernieling en diefstal, geen straf of maatregel opgelegd. Gelet op de specifieke omstandigheden kan er naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat met een aan verdachte op te leggen straf nog enig strafdoel wordt gediend.


Uitspraak

Parketnummer: 24-001485-08 Parketnummer eerste aanleg: 07-400236-07, 07-460166-05 (tul) en 07-607402-05 (tul) Arrest van 14 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 mei 2008 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1972] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.J. ter Wee, advocaat te Zwolle. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en op vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de aan verdachte op 24 juni 2005 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes weken zal omzetten in een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en dat het hof ten aanzien van de op 24 oktober 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken de proeftijd zal verlengen met één jaar. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: 1. hij op of omstreeks 11 juli 2007 in de gemeente [gemeente] in een woning, gelegen aan de [straatnaam] ([huisnummer]), opzettelijk en wederrechtelijk een cd-speler, een tweetal boxen en/of één of meer spiegels, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 2. hij op of omstreeks 11 juli 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van een bank, gelegen aan de [straatnaam], heeft weggenomen 245,- euro, in elk geval enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; 3. hij op of omstreeks 11 juli 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam] ([huisnummer]), heeft weggenomen een bankpas, in elk geval enig goed en/of 550,- euro, in elk geval enig geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte. Bewezenverklaring Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat: 1. hij op 11 juli 2007 in de gemeente [gemeente] in een woning, gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer], opzettelijk en wederrechtelijk een cd-speler, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield; 2. hij op 11 juli 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat van een bank, gelegen aan de [straatnaam], heeft weggenomen geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; 3. hij op 11 juli 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straatnaam] [huisnummer], heeft weggenomen een bankpas en geld toebehorende aan [slachtoffer]. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1., 2. en 3. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen 2. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels 3. diefstal Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht Het hof overweegt met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte het volgende. Verdachte had op 11 juli 2007 sinds ongeveer anderhalf jaar een relatie met aangeefster. Tijdens deze relatie zijn er tussen verdachte en aangeefster zo nu en dan problemen geweest waardoor de relatie soms voor korte tijd werd beëindigd. Zo ook op 11 juli 2007. Nadat verdachte en aangeefster op de ochtend van 11 juli 2007 onenigheid hadden gehad, gaf verdachte te kennen dat hij genoeg had van de relatie en dat hij haar ging verlaten. Toen aangeefster aan het einde van die dag thuis kwam, zag ze dat verdachte inderdaad was vertrokken. Aangeefster zag dat verdachte in haar huis een enorme rommel had achtergelaten en dat hij de lade van de cd-speler had vernield. Aangeefster ontdekte tevens dat verdachte het door hen gespaarde geld had meegenomen en dat hij met haar bankpas geld had opgenomen van haar bankrekening. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij het door hen gespaarde geld heeft meegenomen en ook dat hij geld van de rekening van aangeefster heeft opgenomen met haar pinpas. Ten aanzien van het gespaarde geld heeft verdachte aangegeven dat dit geld was gespaard met het doel dit geld te besteden aan de woning in [plaats], welke woning kort daarvoor aan verdachte was toegewezen. Ten aanzien van het gepinde geld heeft verdachte aangegeven dat hij vaker geld pinde met de bankpas van aangeefster en dat daarover eerder nooit onenigheid was geweest. Volgens verdachte betaalden hij en aangeefster hun uitgaven met zowel zijn geld alsook het geld van aangeefster. Daarbij gebruikten zij - aldus verdachte - elkaars bankpas over en weer. Ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 23 mei 2008 is aangeefster gehoord als getuige. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat de verklaring van verdachte deels wordt ondersteund door hetgeen aangeefster ter zitting van 23 mei 2008 heeft verklaard. Volgens aangeefster was het geld dat in de spaarpot zat inderdaad van hen beiden. Aangeefster heeft ook verklaard dat het gebruikelijk was dat, wanneer ze geld nodig hadden, ze beiden geld ten laste van haar rekening opnamen met haar pinpas. Nu verdachte op 11 juli 2007 onmiddellijk na het verbreken van de relatie geld uit de spaarpot heeft weggenomen welk geld gemeenschappelijk aan hem en aangeefster toebehoorde, en hij voorts geld heeft gepind met de bankpas van aangeefster was er sprake van strafbaar handelen van verdachte. Immers op het moment waarop verdachte de relatie met aangeefster had beëindigd was er een andere rechtsverhouding tussen verdachte en aangeefster ontstaan. In deze nieuwe rechtsverhouding mocht verdachte niet zonder meer het geld dat ze samen hadden gespaard meenemen en mocht hij ook niet zonder meer nog gebruik maken van de pinpas van aangeefster. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat de relatie tussen hem en aangeefster ongeveer twee weken na het verbreken daarvan weer is hersteld en dat deze relatie van partijen tot op heden voortduurt. Tevens heeft verdachte aangegeven dat hij het destijds door hem meegenomen geld heeft gebruikt voor het doel waarvoor verdachte en aangeefster het bestemd hadden, te weten de nieuwe woning in [plaats], en dat hij en aangeefster thans het merendeel van de tijd samenwonen in die woning. Gelet op de specifieke omstandigheden in deze zaak kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd dat met een aan verdachte op te leggen straf nog enig strafdoel wordt gediend. Daarom zal het hof onder toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte geen straf of maatregel op leggen. Vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordelingen Nu in de hoofdzaak aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, ziet het hof daarin aanleiding de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordelingen, zoals vermeld in de vonnissen d.d. 24 juni 2005 en 24 oktober 2006 (parketnummer 07-460166-05 respectievelijk 07-607402-05) van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, af te wijzen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1., 2. en 3. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd. wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van zes weken, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 24 juni 2005 van de politierechter in het arrondissement Zwolle-Lelystad (parketnummer 07/460166-05); wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van twee weken, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 24 oktober 2006 van de politierechter in het arrondissement Zwolle-Lelystad (parketnummer 07/607402-05). Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. A.J. Rietveld en mr. F. den Ottolander, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.