Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7672

Datum uitspraak2009-09-14
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers519147 Cv Expl. 07-8417
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Eerder heeft de kantonrechter Gelredome opgedragen bewijs te leveren dat de ruimte onder de oost-tribune destijds ook gehuurd heeft. De kantonrechter heeft nu uitgemaakt dat Gelredome dat niet heeft bewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector kanton Locatie Arnhem zaakgegevens 519147 CV EXPL 07-8417 127 pjw uitspraak van vonnis in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. Exploitatiemaatschappij Gelredome gevestigd te Arnhem eisende partij gemachtigde mr. T.E.P.A. Lam tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Arnhem zetelende te Arnhem gedaagde partij gemachtigde mr. L. Paulus Partijen worden hierna Gelredome en gemeente Arnhem genoemd. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit - het tussenvonnis van 11 augustus 2008 - akte van Gelredome - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 november 2008 - akte van gemeente Arnhem - het proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 februari 2009 - conclusie na enquête met producties van Gelredome - conclusie na enquête van gemeente Arnhem. De beoordeling De kantonrechter volhardt bij wat is overwogen in het tussenvonnis van 11 augustus 2008. Bij dat vonnis is aan Gelredome opgedragen te bewijzen dat de ruimte onder de oost-tribune tot het gehuurde behoort. Gelredome heeft twee getuigen laten horen en (bij conclusie na enquête) een aantal producties overgelegd. De getuige [naam getuige 1], van 2000 tot 2004 directeur van Gelredome en van Gelredome NV, heeft verklaard dat op enig moment tijdens de onderhandelingen over het reddingsplan voor Vitesse bleek dat er een gat zat van € 700.000,00 tussen de huur die Vitesse kon en wilde betalen en de jaarhuur die gemeente Arnhem van Gelredome wilde hebben. Volgens de verklaring van [naam getuige 1] heeft hij toen bedacht dat Gelredome dat resterende bedrag, dat later bonushuur werd genoemd, alleen zou betalen als Gelredome voldoende winst genereerde. Het verhuren van de ruimte onder de oost-tribune was een van de opties om extra omzet te genereren. Dit is ook met [persoon X], gedelegeerd projectleider van gemeente Arnhem, duidelijk besproken. Tijdens de slotbijeenkomst waarin de zaak is afgekaart, is afgesproken dat 75% van de door Gelredome te maken winst in beginsel naar gemeente Arnhem zou gaan. De optie van het verhuren van de ruimte onder de oost-tribune is in die slotbijeenkomst niet aan de orde geweest. De getuige [naam getuige 2], nu directeur van Gelredome, heeft verklaard dat hij in augustus 2003 met [persoon X] van gemeente Arnhem al nadrukkelijk heeft gesproken over een ander gebruik van de oost-tribune dan tot dan toe. In de kwartaalbijeenkomsten die na het reddingsplan en de overname door gemeente Arnhem in 2004 en 2005 werden gehouden, is uitgebreid besproken hoe Gelredome de gewenste extra omzet wilde genereren. De ruimte onder de oost-tribune stond als apart agendapunt genoteerd bij die gesprekken waaraan van de kant van gemeente Arnhem veelal [persoon Y] en [persoon Z] deelnamen. [naam getuige 2] was volgens zijn verklaring zeer verbaasd toen voor het eerst in 2006 de vraag aan de orde werd gesteld of de oost-tribune tot het gehuurde behoorde. Gemeente Arnhem heeft in contra-enquête [persoon X] als getuige laten horen, die volgens zijn verklaring in 2003 als extern consultant door gemeente Arnhem is ingeschakeld bij de uitvoering van het reddingsplan Vitesse/Gelredome dat inmiddels door de gemeenteraad was aangenomen. [persoon X] heeft bevestigd dat de onderbouwing van de oost-tribune aan de orde is geweest in een gesprek met een aantal bestuursleden van Gelredome, waaronder [naam getuige 2]. De onderbouwing van de oost-tribune was een van de opties in de notitie die [persoon X] voorafgaand aan de bespreking heeft gemaakt. Deze optie is verder in het traject niet meer meegenomen, omdat er geen geld voor was. [persoon X] heeft verder verklaard dat hij betrokken is geweest bij de huurovereenkomst. De begane grond is volgens zijn verklaring in gebruik gegeven aan Gelredome als parkeerruimte. Omdat op termijn de hele parkeersituatie in verband met gebiedsontwikkeling zou kunnen veranderen, is de parkeerruimte onder de oost-tribune niet in huur gegeven aan Gelredome. Dat is volgens [persoon X] bij de huuronderhandelingen, naar hij zich herinnert, in oktober 2003 expliciet besproken. De ruimte onder de oost-tribune is in de huurovereenkomst tussen gemeente Arnhem en Gelredome niet met zoveel woorden uitgesloten omdat deze ruimte niet werd gezien als binnenruimte maar als buitenruimte. Tijdens de onderhandelingen is de ruimte onder de oost-tribune uitsluitend aan de orde gekomen in het kader van de parkeermogelijkheden rond het stadion. Naar het oordeel van de kantonrechter is Gelredome er niet in geslaagd het haar opgedragen bewijs te leveren. Of de verklaringen van [naam getuige 1] en [naam getuige 2] op grond van artikel 164 Rv beperkte bewijskracht hebben omdat zij als partijgetuige zijn aan te merken, is daarbij niet van belang, nu geen van beiden met zoveel woorden heeft verklaard dat de ruimte onder de oost-tribune op grond van wat is overeengekomen tot het gehuurde behoort. Gelredome kan er daarom alleen op grond van een combinatie van bewijsmiddelen in slagen het haar opgedragen bewijs te leveren en dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Hij overweegt daartoe het volgende. Uit de verklaringen van de drie getuigen volgt dat voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst is gesproken over de mogelijkheid de ruimte onder de oost-tribune te verhuren waarmee Gelredome extra huurinkomsten zou kunnen genereren. [persoon X] heeft als enige verklaard over deze optie in de verdere huuronderhandelingen: wegens gebrek aan geld is de optie niet verder meegenomen. Dit spoort met de verklaring van [naam getuige 1] dat de optie van het verhuren van de ruimte onder de oost-tribune niet aan de orde is geweest in de slotbijeenkomst waarin een en ander werd afgekaart. Als enige verklaart [persoon X] verder concreet over de huuronderhandelingen: volgens zijn verklaring is de ruimte onder de oost-tribune niet in huur gegeven aan Gelredome. De kantonrechter concludeert dat het ervoor moet worden gehouden dat de ruimte onder de oost-tribune bij het aangaan van de huurovereenkomst niet tot het gehuurde behoorde. Daaraan doet niet af dat [naam getuige 2] heeft verklaard dat in de periode na het sluiten van de huurovereenkomst de mogelijkheid van het verhuren van de ruimte onder de oost-tribune toch weer met zoveel woorden onderwerp van gesprek tussen Gelredome en gemeente Arnhem is geweest. Uit de omstandigheid dat Gelredome dat plan weer heeft opgepakt, kan niet worden afgeleid dat de betreffende ruimte toch tot het gehuurde behoort. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat gemeente Arnhem in het voorjaar van 2006 enigszins aarzelend en in een paar stappen het standpunt heeft ingenomen dat de betreffende ruimte niet tot het gehuurde hoort. Gelredome heeft ten slotte onder meer nog gewezen op de huurovereenkomst tussen haar en Vitesse, waarin is geregeld dat Vitesse gedurende wedstrijddagen onder meer ook de ruimte onder de oost-tribune van Gelredome zou (onder)huren. Volgens Gelredome kan het daarom niet anders dan dat Gelredome ook huurder was van die ruimte onder de oost-tribune en moet de verklaring van [persoon X] dat dit niet het geval is voor onjuist worden gehouden. De kantonrechter volgt dit standpunt van Gelredome niet. Gelredome vergeet kennelijk dat zij moet bewijzen dat de ruimte wel is gehuurd. Verder leidt de kantonrechter uit de stukken en de stellingen van partijen af dat de onderhandelingen over het reddingsplan en alles wat daar bij hoorde hectisch zijn verlopen en uiteindelijk in korte tijd zijn afgerond. Dat kan er gemakkelijk toe hebben geleid dat niet alles eenduidig is geregeld. Dit brengt mee dat de enkele omstandigheid dat in de relatie tussen Gelredome en Vitesse de ruimte onder de oost-tribune wel tot het gehuurde behoort, niet tot de juridische conclusie kan leiden dat dit in de relatie tussen gemeente Arnhem en Gelredome ook wel het geval moet zijn. De conclusie is dat de vordering van Gelredome moet worden afgewezen. Gelredome wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De beslissing De kantonrechter wijst de vordering van Gelredome af; veroordeelt Gelredome in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van gemeente Arnhem begroot op € 2.200,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op