Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7680

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/825204-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis. Geen vrijwillige terugtred in overvalzaak Helmond. Opgelegd wordt voor poging tot diefstal met geweld en bedreiging daarmee (tonen van een mes) in vereniging gepleegd: gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en verplicht reclasseringstoezicht.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector Strafrecht Parketnummer: 01/825204-09 Datum uitspraak: 16 september 2009 Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats, adres] thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B). Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2009 en 2 september 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2009. Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van hennep, althans geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of voornoemde [slachtoffer 1] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en/of voornoemde [slachtoffer 2] op een bank heeft/hebben geduwd en/of bovenop voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gaan zitten en/of voornoemde [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij heeft/hebben geroepen "Mond dicht" en/of met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geprikt en/of daarbij heeft/hebben gezegd "Genoeg, mond dicht", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 317 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht) danwel hij op of omstreeks 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening weg te nemen hennep, althans geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of mededader(s) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en/of de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of voornoemde [slachtoffer 1] met een koevoet in de nek heeft/hebben geslagen en/of voornoemde [slachtoffer 2] op een bank heeft/hebben geduwd en/of bovenop voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gaan zitten en/of voornoemde [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor gegeven en/of daarbij heeft/hebben geroepen "Mond dicht" en/of met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geprikt en/of daarbij heeft/hebben gezegd "Genoeg, mond dicht"; (artikel 312 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht) Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad. De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. Vaststaande feiten. Op 15 februari 2009 omstreeks 22.15 uur vindt er een overval plaats op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de woning aan de [adres 1] te Helmond.1 2 Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie vindt dat de ten laste gelegde poging tot diefstal in vereniging met geweld en met bedreiging met geweld wettig en overtuigend is bewezen. Alhoewel verdachte ontkent binnen te zijn geweest, blijkt uit meerdere verklaringen dat verdachte samen met drie mededaders de woning aan de [adres 1] te Helmond is binnengegaan. Het standpunt van de verdediging. Samen met [persoon 1], [persoon 2] en [persoon 3] is verdachte naar de woning gegaan van [slachtoffer 1] waar op dat moment ook [slachtoffer 2] aanwezig was. De anderen zijn de woning binnengegaan en gooiden de deur voor de neus van verdachte dicht. Verdachte stond toen alleen buiten. Verdachte was weliswaar op de hoogte van de plannen, maar heeft geen uitvoeringshandelingen gepleegd en dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Het oordeel van de rechtbank. De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs als volgt. [slachtoffer 1] verklaart dat hij op 15 februari 2009 omstreeks 22.15 uur samen met zijn vriendin [slachtoffer 2] in zijn woning was aan de [adres 1] te Helmond. Toen de deurbel ging is hij naar de voordeur gelopen en zag hij daar een jongen staan. Opeens kwamen er van de linkerzijde twee personen en van de rechterzijde twee personen en voelde hij dat hij door twee van die personen naar binnen werd geduwd. Hij zag een mes (in zijn richting) in de handen van één van hen en voelde vervolgens een klap in zijn gezicht en in zijn nek. Hij zag dat die personen [slachtoffer 2] op de bank duwden en dat een van de personen boven op haar ging zitten en een mes in zijn handen had.3 Aangeefster [slachtoffer 2] verklaart dat zij zag dat [slachtoffer 1] (rechtbank: lees [slachtoffer 1]) in de deuropening van de voordeur stond. Ze ziet dat [slachtoffer 1] met geweld naar achteren werd geduwd of geslagen. [slachtoffer 1] lag op de grond en iemand sprong op dat moment over hem heen. Een persoon met een groene bivakmuts op gooide haar met veel kracht op de bank in de woonkamer en ging op haar zitten. Een andere persoon werkte [slachtoffer 1] naar de grond. Zij zag dat er nog een persoon de gang in kwam lopen. Nog iemand anders kwam de woonkamer binnengelopen. Zij zag dat de persoon die haar (stevig) vasthad, een mes in zijn rechterhand had. Zij zag dat de persoon die op zijn hurken bij [slachtoffer 1] zat in haar richting keek. Zij zag [persoon 1] was. Op dat moment riep zij heel hard: “[bijnaam persoon 1]” of woorden van gelijke strekking. Op dat moment voelde zij dat zij van de persoon die op haar zat een elleboogstoot kreeg tegen haar rechteroor. Zij had daardoor pijn. Het oor is ook dik en rood. De persoon riep: “Mond dicht” of woorden van gelijke strekking. Zij heeft toen nog een keer heel hard geroepen: “[bijnaam persoon 1]”. Zij voelde toen dat de persoon die op haar zat met het mes in haar rechterzij prikte. Hij zei: “Genoeg! Mond dicht” of woorden van gelijke strekking. [persoon 1] riep naar haar “sorry [slachtoffer 2]” en dat hij een tip had gekregen van een huis vol wiet. Zij zag dat [persoon 1] naar de gang liep en even later waren [slachtoffer 1] en zij weer alleen in het huis.4 Medeverdachte [persoon 1] heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen.5 Medeverdachte [persoon 2] heeft bij de politie de overval ontkend. Ter terechtzitting in de zaak tegen verdachte is [persoon 2] als getuige gehoord en heeft hij erkend dat ze met zijn allen zijn vertrokken toen er werd geroepen dat het een bekende was, dan wel woorden van gelijke strekking.6 Verdachte erkent dat hij samen met [persoon 1], een Marokkaan en een zekere [persoon 3] die hij later herkent van een foto die hem door verbalisanten wordt getoond (lees [persoon 3], medeverdachte [persoon 3]) naar een woning is gegaan in Helmond, omdat [persoon 3] en de Marokkaan hadden gezegd dat ze daar 400 à 500 hennepplanten gingen weghalen. Ze zijn naar de voordeur van die woning gelopen. De Marokkaan belde aan en [persoon 3] had een mes in zijn handen. Toen de deur werd geopend door een jongen, sloeg [persoon 3] die jongen naar binnen. De politie toont verdachte een foto van [persoon 2] die door hem wordt herkend als zijnde de Marokkaanse persoon die hij noemt in zijn verklaring.7 Medeverdachte [persoon 3] erkent de overval te hebben gepleegd samen met verdachten [persoon 1], [verdachte][persoon 2]] De bedoeling was om uit de woning hennepplanten weg te nemen. Ze zijn met vier personen naar de woning gelopen. [persoon 2] belde aan. De voordeur werd open gedaan door een man die hij een flinke duw heeft gegeven. De man viel hierdoor achterover naar binnen. Even later zag hij in de hal een worsteling tussen die man en twee van hen. Verder had hij een vrouw gezien. Een van hen was naar haar toegelopen. Hij hoorde dat een vrouw de naam van [persoon 1] riep. Hij wist dat er iets niet goed was. Vervolgens is hij met [persoon 2] naar buiten gelopen en zijn ze samen meteen weggereden.8 De rechtbank heeft op basis van de vaststaande feiten en hetgeen hiervoor over het bewijs is overwogen de overtuiging gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna in de bewezenverklaring zal worden gespecificeerd. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging betreffende het ontbreken van uitvoeringshandelingen bij verdachte. Daarbij acht de rechtbank van belang dat aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat, nadat hij naar de voordeur was gelopen, opeens zowel van de rechterzijde als van de linkerzijde twee mannen kwamen9. Ook de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] komen erop neer dat vier mannen in de woning kwamen. Voorts heeft zij verklaard dat zij niets weet van een vijfde persoon die zou hebben aangebeld en buiten op wacht was blijven staan10. Daar komt bij dat medeverdachte [persoon 3] heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd met verdachte11. De bewezenverklaring. Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 15 februari 2009 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen hennep, toebehorende aan [slachtoffer 1], met voormeld oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en geslagen en de woning van. die [slachtoffer 1] is/ zijn binnengedrongen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededaders voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of geslagen en de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen en/of voornoemde [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of voornoemde [slachtoffer 1] in de nek heeft/hebben geslagen en/of voornoemde [slachtoffer 2] op een bank heeft/hebben geduwd en/of bovenop voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gaan zitten en/of voornoemde [slachtoffer 2] een mes heeft/hebben getoond en/of voornoemde [slachtoffer 2] een elleboogstoot tegen haar oor heeft/hebben gegeven en/of daarbij heeft/hebben geroepen "Mond dicht" en/of met het mes in de rechterzij van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geprikt en/of daarbij heeft/hebben gezegd "Genoeg, mond dicht". Hetgeen meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b Wetboek van Strafrecht (Sr). Verdachte breekt de overvalpoging af wanneer onverwacht blijkt dat een van de slachtoffers familie van een van zijn medeverdachten is en deze medeverdachte zegt dat de overval moet worden gestopt. Het standpunt van de officier van justitie. De officier van justitie meent dat van vrijwillige terugtred geen sprake is. Zij vindt dat er geen sprake is van een spontaan afgebroken poging, maar van een afbreken door een omstandigheid die buiten de verdachte ligt (de herkenning van de medeverdachte door aangeefster), hetgeen volgens haar vergelijkbaar is met een overvaller die stopt omdat hij een politiesirene hoort. Het oordeel van de rechtbank. Artikel 46b Sr bepaalt dat er geen strafbare poging is, indien een dader met de uitvoering van een misdrijf begint, maar vrijwillig beslist om te stoppen met zijn criminele gedrag voordat het misdrijf is voltooid. De Hoge Raad heeft recent in drie arresten (van 19 december 2006, NJ 2007, 29, 13 maart 2007, NJ 2007, 171 en 3 maart 2009, NJ 2009, 236) overwogen dat de beantwoording van de vraag of gedragingen van een verdachte zo’n vrijwillige terugtred opleveren – mede gelet op de aard van het misdrijf – afhangt van de concrete omstandigheden van het geval. Uit het eerste van de drie hiervoor genoemde arresten en uit een arrest van de Hoge Raad van 15 december 1992, NJ 1993, 333, alsmede uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 1990/91, 22 268, nr. 3, p. 21) blijkt dat nog steeds sprake kan zijn van vrijwillige terugtred als mede een factor die buiten de dader ligt, ertoe leidt dat het misdrijf niet is voltooid. Uit de aangiftes en uit de getuigenverklaringen van de medeverdachten blijkt dat de concrete omstandigheden van dit geval als volgt zijn. Nadat verdachte en zijn medeverdachten de woning binnenvallen en geweld uitoefenen en daarmee dreigen, herkent het vrouwelijke slachtoffer de man die met haar vriend in de weer is (dat is: medeverdachte [persoon 1]), als de broer van haar zwager, die zij al twintig jaar kent. Zij roept die medeverdachte dan bij zijn bijnaam. Hij reageert door te zeggen ‘dit kan niet, wat doe ik’, ‘dit is familie’, ‘sorry [slachtoffer 2]’, ‘maat, dit kan niet, dit is familie, roep ze maar terug’ en door naar het vastgebonden mannelijke slachtoffer toe te gaan om hem los te maken (wat deze niet wil), waarna verdachte en zijn medeverdachten de woning verlaten. De rechtbank concludeert dat geenszins aannemelijk is geworden dat het zwaartepunt bij het terugtreden ligt in het tot bezinning komen van verdachte. Zijn actieve eigen aandeel staat niet op de voorgrond. Verdachte treedt terug, omdat de poging door de hiervoor beschreven onverwachte omstandigheid wordt gestaakt en daardoor is mislukt en daarom kan van een vrijwillige terugtred niet worden gesproken. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Het bewezen verklaarde levert op: poging tot diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 310, 312. Oplegging van straf. De eis van de officier van justitie. Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht. Het standpunt van de verdediging. Indien de rechtbank niettemin tot een veroordeling komt, stelt de raadsman zich op het standpunt dat het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf niet langer dient te zijn dan de in preventieve hechtenis doorgebrachte tijd. Aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf dient reclasseringstoezicht te worden verbonden. Het oordeel van de rechtbank. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Bij de strafoplegging zal de rechtbank enerzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - verdachte werd ter zake van een strafbaar feit soortgelijk aan het door hem gepleegde feit blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds eerder veroordeeld; - verdachte heeft `s avonds samen met anderen twee mensen in hun woning geprobeerd te overvallen en daarbij aanzienlijk geweld toegepast waarbij gebruik is gemaakt van een mes; - de laconieke houding van verdachte gedurende de gehele behandeling ter terechtzitting. Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid die tot matiging van de straf heeft geleid: - de jeugdige leeftijd van verdachte; - verdachte`s beperkte justitiële documentatie. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet ten uitvoer gelegd zal worden mits verdachte zich tot het einde van de hierna vast te stellen proeftijd aan de voorwaarde houdt dat hij zich niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken en gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde naleeft. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. De rechtbank legt een langer deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op dan de officier van justitie heeft gevorderd om zo meer druk te zetten op verdachte om op het rechte pad te blijven. Deze straf brengt de ernst van het bewezenverklaarde bovendien nog voldoende tot uitdrukking. DE UITSPRAAK Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste gelegd is dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: Poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Legt op de volgende straf. Gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde: dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht. Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. Dit vonnis is gewezen door: mr. F.P.E. Wiemans, voorzitter, mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. F. van Laanen, leden, in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier, en is uitgesproken op 16 september 2009. 1 Aangifte van [slachtoffer 1], pg. 427 en 428 van het dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, dossiernr. 2009046273 afgesloten op 22 mei 2009, onderzoek [naam onderzoek] (hierna te noemen: einddossier) 2 Aangifte van [slachtoffer 2], pg. 432-436 van het einddossier 3 Aangifte [slachtoffer 1], pg. 427 en 428 van het einddossier 4 Aangifte [slachtoffer 2], pg. 432-442 van het einddossier 5 Verklaring [persoon 1], pg.443-447 van het einddossier 6 Verklaring getuige [persoon 2] ter terechtzitting van 2 september 2009 7 Verklaring [verdachte] pg. 452-454 van het einddossier 8 Verklaring [persoon 3], pg. 484-486 van het einddossier 9 Aangifte [slachtoffer 1], pg. 428 van het einddossier 10 Aangifte [slachtoffer 2], pg. 441 van het einddossier 11 Verklaring [persoon 3], pg. 484 van het einddossier ?? ?? 11 Parketnummer: 01/825204-09 [verdachte]