Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7691

Datum uitspraak2009-09-15
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-002137-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van belaging, bedreiging, vernieling en mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 71 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van voorarrest. Voorts wordt verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.


Uitspraak

Parketnummer: 24-002137-07 Parketnummer eerste aanleg: 17-880156-07 Arrest van 15 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 20 augustus 2007 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1986] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het vonnis waarvan beroep De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het hem onder 3 en 5 ten laste gelegde en hem ter zake van de onder 1, 2a, 2b, 4 en 6 ten laste gelegde misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De officier van justitie en de verdachte zijn op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte onder 1, 2a, 2b, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met het slachtoffer [benadeelde 2] en hem voorts een werkstraf zal opleggen voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] tot € 604,36 en [benadeelde 2] tot € 3.000,00 en daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel subsidiair 12 respectievelijk 60 dagen vervangende hechtenis gevorderd. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Hieronder is opgenomen het verdachte ten laste gelegde, waarin de wijziging is aangebracht, die de eerste rechter heeft toegelaten. Het hof heeft voorts ter zitting een wijziging van de tenlastelegging toegelaten overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal. Verdachte is - met inachtneming van de wijzigingen - ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 9 maart 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2]), bij de keel/hals heeft vastgepakt en/of (vervolgens) in de keel/hals heeft geknepen en/of (vervolgens) van een trap heeft geduwd (tengevolge, althans mede tengevolge, waarvan die [benadeelde 2] ongeveer vier treden naar beneden is gevallen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 26 april 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1] A. [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood en jij bent verantwoordelijk", en/of "Ik maak jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of B. opzettelijk en wederrechtelijk een van een woning (gelegen aan of bij de [straat], aldaar,) deel uitmakende ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of de plaatselijke woningbouwvereniging, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte heeft vernield; 3. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 5 mei 2007 te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1] in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen (te weten dat die [benadeelde 2] weer een relatie met hem, verdachte, zou aangaan en/of contact met hem, verdachte zou onderhouden), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte meermalen, (zulks terwijl die [benadeelde 2] in voornoemde periode (tot 1 mei 2007) woonachtig was op het adres [adres] te [woonplaats]) - die [benadeelde 2] op straat achtervolgd en/of - met die [benadeelde 2] meegelopen en/of - die [benadeelde 2] aangesproken en/of - die [benadeelde 2] (voortdurend) in de gaten gehouden en/of - bij die [benadeelde 2] door de straat gelopen en/of - bij die [benadeelde 2] in de straat en/of bij de woning van die [benadeelde 2] gestaan en/of - met een auto bij die [benadeelde 2] door de straat gereden en/of - op het raam van de slaapkamer van die [benadeelde 2] geklopt en/of - bij de woning van die [benadeelde 2] aangebeld en/of - een (toenmalige) vriend van die [benadeelde 2] in haar bijzijn mishandeld en/of bedreigd, in ieder geval lastig gevallen en/of - een roos onder de snelbinder van die fiets van die [benadeelde 2] gedaan en/of een roos in de brievenbus van de woning van die [benadeelde 2] gedaan en/of - etenswaren bij de woning van die [benadeelde 2] neergelegd; 4. hij op of omstreeks 28 juli 2006 te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], [benadeelde 2] en/of een of meerdere perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] en/of een of meerdere perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd: "Je komt nu naar beneden of anders neuk ik je moeder", en/of daarbij gezegd dat dat hij een wapen had en/of een wapen in de auto had en/of ik steek je dood en/of "je moet alvast een grafkist kopen, want dit is je laatste avond" en/of "[naam] gaat er vanavond aan, als je er getuige van wilt zijn, dan moet je hier vanavond komen.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 5. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 26 oktober 2006, in de gemeente [gemeente 2], en/of elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk haar, in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte, - haar in genoemde periode veelvuldig telefonisch benaderd en/of gesmst, waarin hij meermalen heeft aangegeven - zakelijk weergegeven - dat zij doodgaat, haar familie dood gaat, dat verdachte haar het leven zuur gaat maken en/of dat het leven voor aangever tot een hel zal worden, althans (telkens) woorden van soortgelijke aard en/of strekking, - haar op of omstreeks de periode van 28 juli 2006 opgezocht, terwijl zij op dat moment bij [naam] verbleef en/of (vervolgens) heeft hij aldaar (buiten) staan roepen dat "[benadeelde 2] naar buiten moest komen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, - in of omstreeks de periode van 26 juli 2006 tot en met 28 juli 2006, meermalen naar het werk/de werkgever van [benadeelde 2] gebeld en/of haar daar meermalen opgezocht, - in omstreeks de periode augustus 2006, haar achtervolgd, althans achternagereden naar [plaats 3] en/of heeft hij haar en haar vriend (aldaar) aangesproken en/of (vervolgens) op of omstreeks 23 augustus 2006 heeft hij haar vriend geë-maild, inhoudende - zakelijk weergegeven - dat verdachte wil weten wanneer [benadeelde 2] weer uit [plaats 3] vertrekt, - op of omstreeks 30 augustus 2006, naar het werk/de werkgever van [benadeelde 2] gebeld en/of (vervolgens) is hij met haar meegefietst en/of heeft hij haar vastgepakt, waarbij haar fiets is komen te vallen, - in of omstreeks de periode augustus 2006 tot en met september 2006, meerdere brieven aan [benadeelde 2] geschreven en/of bij haar bezorgd of laten bezorgen, - op of omstreeks 29 september 2006, [benadeelde 2] op het station van [plaats 2] lastig gevallen door onder andere haar aan het haar te trekken, - op of omstreeks 11 oktober 2006 naast [benadeelde 2] gaan fietsen, waarbij hij tegen haar heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat hij kogels zich had die door haar hoofd zouden gaan, althans woorden van gelijke aard of strekking, - op of omstreeks 14 oktober 2006 met een auto [benadeelde 2], terwijl zij met een vriend fietste, afgesneden en/of aangereden, waarbij (vervolgens) verdachte uit de auto is gestapt en tegen haar heeft geschreeuwd, gescholden en/of tegen haar gebaren heeft gemaakt; 6. hij op of omstreeks 18 november 2006 te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) - tegen het hoofd en/of een of meerdere ander(e) de(e)l(en) van het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of - met verdachtes knie tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft gestoten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of (telkens) pijn heeft ondervonden. Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie Vervolging van de onder 3 en 5 ten laste gelegde feiten - belaging - vindt op de voet van het bepaalde in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht alleen plaats op klacht van degene tegen wie het misdrijf is begaan. Ten aanzien van feit 5 ligt in het dossier een klachtformulier. Een dergelijk formulier ontbreekt echter ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. In het dossier ligt wel een aangifte van [benadeelde 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde. Bij het ontbreken van een uitdrukkelijk verzoek tot vervolging, kan een stuk dat als klacht is bedoeld toch als zodanig worden aangemerkt, als uit dat schriftelijk stuk de bedoeling van de klager dat een vervolging wordt ingesteld maar duidelijk blijkt. Het hof stelt vast dat [benadeelde 2] - gelet op de inhoud van de aangifte ter zake van feit 3, waarin zij onder meer ingaat op de aangifte ter zake van feit 5 (en ten aanzien waarvan wel een klachtformulier is opgemaakt) - ten het tijde van het opmaken van die aangifte de uitdrukkelijke bedoeling had dat een vervolging tegen verdachte zou worden ingesteld. Het hof merkt de aangifte ter zake van feit 3 derhalve aan als een stuk dat mede als klacht is bedoeld. Het openbaar ministerie wordt ter zake van feit 3 ontvankelijk in de vervolging geacht. Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5 De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte gedurende een deel van ten laste gelegde periode nog 'verkering' had met aangeefster en dat zijn gedragingen jegens aangeefster na beëindiging van die verkering dienden ter 'afwikkeling van de relatie'. Het hof verstaat deze stellingname als een betwisting van de wederrechtelijkheid. Het hof overweegt hieromtrent als volgt De in de stellingname van de verdediging besloten liggende veronderstelling dat de ten laste gelegde feitelijke gedragingen binnen een relatie, althans binnen de relatie van aangeefster en verdachte, niet wederrechtelijk zouden zijn, behoeft geen bespreking nu het hof het ervoor houdt dat, overeenkomstig de verklaring van aangeefster, de relatie medio juni 2006 eenduidig en definitief is beëindigd. Voor de stelling van verdachte dat er nadien een soort van knipperlichtrelatie is ontstaan biedt het dossier geen enkel overtuigend aanknopingspunt. Het hof stelt vast dat de ten laste gelegde feitelijke gedragingen alle na medio juni 2006 hebben plaatsgevonden. Wel behoeft bespreking de vraag of die gedragingen passen binnen de afwikkeling van de relatie, in dier voege dat op die grond daaraan het wederrechtelijk karakter zou komen te ontvallen. Die vraag beantwoordt het hof ontkennend. Zowel het aangaan als het beëindigen van een relatie is als uitgangspunt een kwestie van vrije keuze van betrokkenen. In algemene zin kan niet worden gesteld dat de privacy van een 'ex' minder bescherming geniet jegens de voormalig partner. Zulks te minder waar het gedragingen betreft als waarvan hier sprake is en waarvoor het argument 'afwikkeling van de relatie' geen enkele rechtvaardiging kan bieden. Die gedragingen hebben met afwikkeling immers niets van doen, maar laten zich veel beter kwalificeren als wraakoefening c.q. uitingen van frustratie en doen aan de wederrechtelijkheid mitsdien niet af. Het hof verwerpt het verweer. Bewezenverklaring Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat: 1. hij op 9 maart 2007 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2]), bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens van een trap heeft geduwd (tengevolge waarvan die [benadeelde 2] ongeveer vier treden naar beneden is gevallen), waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 26 april 2007 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1] A. [benadeelde 2] en [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak jullie dood en jij bent verantwoordelijk", of "Ik maak jullie allemaal dood" en B. opzettelijk en wederrechtelijk een van een woning (gelegen aan de [straat], aldaar,) deel uitmakende ruit, toebehorende aan een ander dan aan verdachte heeft vernield; 3. hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 5 mei 2007 te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], met het oogmerk die [benadeelde 2] te dwingen iets te doen (te weten dat die [benadeelde 2] weer een relatie met hem, verdachte, zou aangaan of contact met hem, verdachte zou onderhouden), immers heeft/is verdachte meermalen, (zulks terwijl die [benadeelde 2] in voornoemde periode (tot 1 mei 2007) woonachtig was op het adres [adres] te [woonplaats]) - die [benadeelde 2] op straat achtervolgd en/of - met die [benadeelde 2] meegelopen en/of - die [benadeelde 2] aangesproken en/of - die [benadeelde 2] in de gaten gehouden en/of - bij die [benadeelde 2] door de straat gelopen en/of - bij die [benadeelde 2] in de straat en/of bij de woning van die [benadeelde 2] gestaan en/of - met een auto bij die [benadeelde 2] door de straat gereden en/of - op het raam van de slaapkamer van die [benadeelde 2] geklopt en/of - bij de woning van die [benadeelde 2] aangebeld en/of - een (toenmalige) vriend van die [benadeelde 2] in haar bijzijn mishandeld en/of bedreigd, in ieder geval lastig gevallen en/of - een roos onder de snelbinder van die fiets van die [benadeelde 2] gedaan en/of - etenswaren bij de woning van die [benadeelde 2] neergelegd; 4. hij op 28 juli 2006 te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde 2] dreigend de woorden toegevoegd: "je moet alvast een grafkist kopen, want dit is je laatste avond" en/of "[naam] gaat er vanavond aan, als je er getuige van wilt zijn, dan moet je hier vanavond komen."; 5. hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 26 oktober 2006, in de gemeente [gemeente 2], en elders in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 2], met het oogmerk haar te dwingen iets te doen of te dulden, immers heeft/is verdachte - haar in genoemde periode veelvuldig telefonisch benaderd en/of gesmst, waarin hij meermalen heeft aangegeven - zakelijk weergegeven - dat zij doodgaat, haar familie dood gaat, dat verdachte haar het leven zuur gaat maken en/of dat het leven voor aangever tot een hel zal worden, - haar op de periode van 28 juli 2006 opgezocht, terwijl zij op dat moment bij [naam] verbleef en (vervolgens) heeft hij aldaar (buiten) staan roepen dat [benadeelde 2] naar buiten moest komen, - in de periode van 26 juli 2006 tot en met 28 juli 2006, meermalen naar het werk van [benadeelde 2] gebeld en haar daar meermalen opgezocht, - in de periode augustus 2006, haar achternagereden naar [plaats 3] en heeft hij haar en haar vriend (aldaar) aangesproken en op 23 augustus 2006 heeft hij haar vriend geë-maild, inhoudende - zakelijk weergegeven - dat verdachte wil weten wanneer [benadeelde 2] weer uit [plaats 3] vertrekt, - op 30 augustus 2006, naar het werk van [benadeelde 2] gebeld en (vervolgens) is hij met haar meegefietst en heeft hij haar vastgepakt, waarbij haar fiets is komen te vallen, - in de periode augustus 2006 tot en met september 2006, meerdere brieven aan [benadeelde 2] geschreven en bij haar bezorgd of laten bezorgen, - op 29 september 2006, [benadeelde 2] op het station van [plaats 2] lastig gevallen door onder andere haar aan het haar te trekken, - op 11 oktober 2006 naast [benadeelde 2] gaan fietsen, waarbij hij tegen haar heeft gezegd - zakelijk weergegeven - dat hij kogels zich had die door haar hoofd zouden gaan, - op of omstreeks 14 oktober 2006 met een auto [benadeelde 2], terwijl zij met een vriend fietste, aangereden, waarbij (vervolgens) verdachte uit de auto is gestapt en tegen haar heeft geschreeuwd, gescholden en tegen haar gebaren heeft gemaakt; 6. hij op 18 november 2006 te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2a, 2b, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: onder 1: mishandeling; onder 2a: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd; onder 2b: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen; onder 3: belaging; onder 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht; onder 5: belaging; onder 6: mishandeling. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende. Verdachte heeft zich in de periode 1 juni 2006 tot en met 26 oktober 2006 schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin [benadeelde 2]. [benadeelde 2] heeft medio juni 2006 haar relatie met verdachte verbroken. Verdachte wilde de relatie echter voortzetten en heeft, met de kennelijke bedoeling die voortzetting te forceren, [benadeelde 2] sedertdien gedurende langere tijd en bij herhaling lastiggevallen. Verdachte heeft [benadeelde 2], toen ze bij een vriendin was, opgezocht en heeft naar haar geroepen. Hij heeft meermalen naar het werk van [benadeelde 2] gebeld en haar meermalen bij haar werk opgezocht. Hij is haar achternagereden naar [plaats 3] en heeft haar en haar vriend daar aangesproken. Verdachte heeft meermalen naast [benadeelde 2] gefietst. Ook heeft hij brieven aan haar geschreven en bezorgd, haar lastig gevallen en naar haar geschreeuwd en gescholden. [benadeelde 2] is mede vanwege de hierboven beschreven gebeurtenissen verhuisd naar een andere woonplaats. Nadat verdachte erachter was gekomen waar ze woonde, heeft hij haar in de periode van 1 maart 2007 tot en met 5 mei 2007 ook daar lastiggevallen. Hij heeft haar achtervolgd en in de gaten gehouden, is met haar meegelopen, heeft haar aangesproken en heeft zich in de straat waar [benadeelde 2] woonde begeven. Ook heeft hij bij haar woning gestaan, bij de woning aangebeld en op het slaapkamerraam van [benadeelde 2] geklopt. Ook heeft verdachte een roos onder de snelbinder van [benadeelde 2] fiets gelegd en heeft hij etenswaar voor [benadeelde 2] bij de woning neergelegd. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van [benadeelde 2]. Ook personen in de nabijheid van [benadeelde 2] werden niet ontzien. Verdachte heeft zich ten opzichte van vrienden van [benadeelde 2] schuldig gemaakt aan bedreiging, vernieling en mishandeling. Verdachte heeft door zijn handelen gedurende een langere periode een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (met name) [benadeelde 2]. Zij werd niet alleen belemmerd in haar privéleven, maar ondervond ook hinder in haar werk. Verdachte heeft er ter zitting van het hof nauwelijks blijk van gegeven in te zien dat hij fout heeft gehandeld. Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte, zo blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 juli 2009, niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, en dat hij na de onderhavige feiten niet meer in aanraking is geweest met de politie. Ook heeft het hof kennis genomen van een omtrent verdachte opgemaakt voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 28 november 2006. Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat gelet op al het voorgaande een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de ernst van de feiten zie het hof zich voor de vraag gesteld of verdachte opnieuw moet worden gedetineerd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name op het feit dat hij een opleiding volgt, is het hof van oordeel dat verdachte niet opnieuw moet worden gedetineerd. Daarom zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, gelijk aan de duur van het voorarrest. Het hof zal tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. De voorwaardelijke straf is mede bedoeld om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten als de onderhavige zal schuldig maken. Daarnaast zal het hof verdachte veroordelen tot het verrichten van een werkstraf van na te melden duur. Het hof zal de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde niet opleggen. Het opleggen van een contactverbod komt het hof niet zinvol voor, nu ter zitting aannemelijk is geworden dat verdachte na ommekomst van de voorlopige hechtenis geen contact meer heeft gezocht met [benadeelde 2]. Benadeelde partij [benadeelde 1] Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Nu de vordering het hof niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt kan deze worden toegewezen zoals na te melden. Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. [benadeelde 2] Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat de benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. De vordering wegens immateriële schade ten bedrage van € 2.500,- is van de zijde van verdachte niet weersproken. Nu de vordering het hof niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt kan deze worden toegewezen. De vordering wegens materiële schade betreft een bedrag van € 500,- dat de benadeelde partij volgens haar stelling tijdens de relatie had gekregen, en dat zij als gevolg van de bewezenverklaarde belaging aan verdachte heeft teruggegeven onder voorwaarde dat deze haar verder met rust zou laten, hetgeen verdachte niet heeft gedaan. Kopie van een hiertoe op 3 augustus 2006 door verdachte ondertekende verklaring bevindt zich in het dossier. Verdachte stelt dat hij het bedrag aan benadeelde partij had uitgeleend en verzet zich tegen de vordering op dit punt. Het hof acht aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden doordat zij zich als direct gevolg van de belaging door verdachte gedwongen heeft gezien hem af te kopen met een bedrag van € 500,- waar verdachte geen recht op had, hetgeen verdachte er overigens niet van heeft weerhouden om daarmee door te gaan. De vordering kan derhalve worden toegewezen zoals na te melden. Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil. Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1, 2a, 2b, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2a, 2b, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig dagen; beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van eenenzeventig dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast; beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zeshonderdvier euro en tweeëndertig cent; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zeshonderdvier euro en tweeëndertig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twaalf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van drieduizend euro; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.