Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7694

Datum uitspraak2009-09-15
Datum gepubliceerd2009-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000108-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte wordt ter zake van diefstal veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis. Voorts wordt (in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een week gevangenisstraf) de tenuitvoerlegging gelast van een werkstraf van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000108-08 Parketnummer eerste aanleg: 18-650315-07 Arrest van 15 september 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 27 juli 2007 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1966] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte, mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen op 8 mei 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week en daarbij gevorderd dat het hof, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf te geven, een werkstraf zal gelasten voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: zij op of omstreeks 20 november 2006, in de gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (attaché)koffer (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat zij op of omstreeks 20 november 2006, in de gemeente [gemeente], althans in het arrondissement Groningen, opzettelijk een (attaché)koffer (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goederen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. Bewezenverklaring Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat: Primair: zij op 20 november 2006, in de gemeente [gemeente], in het arrondissement Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (attaché)koffer (met inhoud), toebehorende aan [slachtoffer]. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf: primair: diefstal. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende. Verdachte heeft zich op 20 november 2006 schuldig gemaakt aan diefstal van een attachékoffer met inhoud. Verdachte heeft de koffer, die toebehoorde aan een buschauffeur en op de voorste bank vlakbij de chauffeurscabine stond, weggepakt en mee naar huis genomen. Door aldus te handelen heeft zij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de buschauffeur en overlast bezorgd. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juli 2009. Daaruit blijkt dat zij meermalen is veroordeeld wegens (soortgelijke) strafbare feiten. Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een verdachte betreffend reclasseringsrapport van 27 augustus 2009. Uit dat rapport komt kort gezegd naar voren dat verdachte zich met hulp van instanties enigszins staande kan houden in de samenleving, dat ze belang heeft bij reclasseringstoezicht en dat zij daarvan ook al gebruik maakt. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte met behulp van de reclassering haar leven langzamerhand weer oppakt, maar dat dat wel geduld vergt. Indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd, zal dat ertoe leiden dat hetgeen is bereikt teniet zal worden gedaan en verdachte weer buiten de maatschappij zal staan. In beginsel rechtvaardigt verdachtes handelen, mede gelet op het feit dat zij in het verleden meermalen is veroordeeld wegens (soortgelijke) delicten, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en op hetgeen door de raadsvrouw ter zitting naar voren is gebracht, zal het hof een werkstraf van na te melden duur opleggen. Tenuitvoerlegging Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 8 mei 2006, parketnummer 19-620381-06, is verdachte onder meer veroordeeld tot 1 week gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 8 mei 2006. De proeftijd is op 23 mei 2006 ingegaan. De officier van justitie heeft op 31 mei 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan het tenlastegelegde feit. Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft begaan vóór het einde van de proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf gelasten, met dien verstande dat het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze straf te geven, een werkstraf van 14 uur subsidiair 7 dagen vervangende hechtenis zal gelasten. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22b, 22c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van twintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast; gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 1 week, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Assen van 8 mei 2006) taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van veertien uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast. Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.