Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7706

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers102702 FARK 09-887
Statusgepubliceerd


Indicatie

De man voert verweer tegen de echtscheiding, hij betwist de duurzame ontwrichting.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Civiel – Afdeling Familie Zaaknummer: 102702 FARK 09-887 beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 16 september 2009 in de zaak tussen: [verzoekster], wonende te [plaats], [gemeente], verzoekster, hierna te noemen de vrouw, advocaat: mr. M.P.H. Sanders te Doetinchem, en [verweerder], wonende te [plaats], [gemeente], verweerder, hierna te noemen de man, advocaat: mr. M. Bongaarts-Tangelder te Aalten. Het procesverloop Dit verloop blijkt uit: - het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 7 mei 2009; - het exploot van betekening van 14 mei 2009; - het verweerschrift, ingekomen op 17 juni 2007; - de tussenbeschikking van deze rechtbank van 19 juni 2009; - de brief met bijlagen van 30 juli 2009 van mr. Sanders; - het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 26 augustus 2009. De feiten De vrouw en de man, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, zijn op [2006] te [plaats] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Het verzoek De vrouw verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: a) tussen partijen de echtscheiding zal uitspreken; b) de verdeling zal bevelen van de huwelijksgoederengemeenschap, met benoeming van een notaris en onzijdige personen; Zij stelt, naast hetgeen hiervoor als vaststaand is weergegeven, dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Het verweer De man betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht en verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vrouw af te wijzen. De beoordeling De essentie van een huwelijk ligt in de bereidheid van beide huwelijkspartners om op een voor elk van beiden bevredigende wijze aan het samenleven inhoud te geven. Indien deze bereidheid bij één van beide huwelijkspartners komt te ontbreken moet het er in beginsel voor gehouden worden dat het huwelijk is ontwricht. Gebleken is dat tussen partijen in 2002 een relatie is ontstaan. In 2003 heeft de man een herseninfarct gekregen. Volgens de vrouw heeft de ex-partner van de man er in die periode voor gezorgd dat zij de man na het herseninfarct een periode van 10 maanden niet heeft kunnen zien. Na deze 10 maanden heeft zij de man bezocht en is hij wederom bij haar gaan verblijven. De vrouw heeft met betrekking tot de duurzame ontwrichting gesteld dat zij zich eenzaam voelt in de relatie met de man. De man heeft lichamelijke en geestelijke beperkingen. Zij kan geen gesprek meer met hem voeren en zij komen samen niet meer buitenshuis. De houding van de man is volgens haar in negatieve zin veranderd. Hij toont zich niet meer betrokken en is passiever geworden. Hij wil niets meer ondernemen en investeert niet meer. Er is geen zicht op verbetering omdat de man wel beloftes doet maar deze weer vergeet. Ze heeft hem voor het eerst uitgelegd dat zij van hem wil scheiden in januari 2009. Hij begrijpt de boodschap even en dan zakt deze weg. Zij kan de man op dit moment uitsluitend de zorg geven die hij behoeft. Ze voelt zich een gevangene geworden van zijn ziektebeeld. Omdat de man niet zelfstandig kan wonen, probeert zij te bewerkstelligen dat hij zo spoedig mogelijk in een goede zorgvoorziening kan worden opgenomen. Hij heeft een medische indicatie, maar kan vooralsnog niet ergens geplaatst worden. Sinds augustus jongstleden beschikt zij over andere woonruimte. Zij durft de man echter onder de gegeven omstandigheden niet alleen te laten. Zij voelt zich nu nog verantwoordelijk voor hem. De kinderen van de man kunnen voor de verzorging van de man niet veel betekenen omdat zij allen ver weg wonen. Vanaf augustus kan de man 2 keer per maand op een passend logeeradres verblijven om haar te ontlasten. Hij is daar inmiddels 1 keer geweest, maar is toen weggelopen. Overdag werkt zij en gaat de man naar een activiteitencentrum. Zij kan de huidige situatie niet meer volhouden en heeft bij de zorginstanties aangegeven dat deze situatie uiterlijk kan voortduren tot oktober aanstaande. De man betwist de stellingen van de vrouw en stelt dat de vrouw de duurzame ontwrichting onvoldoende heeft onderbouwd. Vanaf augustus 2004 heeft hij met de vrouw gewoond. Zijn revalidatieperiode duurde tot maart 2006. In februari 2006 zijn partijen gehuwd. Op dat moment verkeerde hij al in een afhankelijke situatie. De vrouw heeft de hoeveelheid zorg aanvaard door het aangaan van het huwelijk. Volgens zijn hulpverlener kan hij nu meer dan destijds. Partijen wonen nog samen in de echtelijke woning. Zij eten gezamenlijk en slapen samen. Hij hoopt dat de rechtbank het verzoek tot echtscheiding zal afwijzen. Indien het verzoek wordt afgewezen verwacht hij dat het wel weer goed komt tussen partijen, ook al is daar wel tijd voor nodig. De vrouw heeft meerdere keren - in januari 2009 voor het eerst - in persoon aan de man meegedeeld dat zij van hem wil scheiden. Nu de vrouw, ook in rechte, duidelijk en herhaaldelijk te kennen heeft gegeven dat zij van de man wil scheiden en de samenleving wenst te beëindigen, moet worden aangenomen dat tussen partijen op kortere of langere termijn geen huwelijkse samenleving te verwachten is die op een voor de vrouw bevredigende wijze inhoud zal worden gegeven. Daar doet het feit dat partijen thans nog samenwonen en de dagelijkse gang van zaken tussen partijen niet veel is veranderd niet aan af. De vrouw heeft voldoende toegelicht dat dit voortkomt uit de hoeveelheid zorg die de man behoeft en de verantwoordelijkheid die zij voelt. Zij heeft aangevoerd dat de voortzetting van de samenleving ondragelijk voor haar is geworden en dat er geen zicht bestaat op herstel naar enigszins behoorlijke echtelijke verhoudingen. De rechtbank kan hieruit genoegzaam afleiden dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Daarom zal het verweer van de man worden verworpen en zal de echtscheiding worden uitgesproken. De door de vrouw gevraagde nevenvoorzieningen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederen¬gemeenschap is daarmee eveneens voor toewijzing vatbaar, nu daartegen geen inhoudelijk verweer is gevoerd. De beslissing De rechtbank: spreekt de echtscheiding uit tussen partijen op [2006] te [plaats] met elkaar gehuwd; beveelt dat partijen, nadat deze beschikking voor zover daarbij de echtscheiding is uitgesproken is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, met elkaar overgaan tot verdeling van de gemeenschap ten overstaan van een (door hen zelf te kiezen) notaris; benoemt – echter alleen voor het geval dat zij over de keuze van een notaris niet tot overeenstemming kunnen komen – mr. H.S. Kleinburink, notaris gevestigd te Doetinchem, of diens waarnemer of opvolger en bepaalt dat: - als de vrouw niet meewerkt aan de verdeling, mr. C.W.J. Bont, advocaat te Doetinchem, als haar vertegenwoordiger zal optreden; - als de man niet meewerkt aan de verdeling, mr. P.J. Eshuis, advocaat te Doetinchem, als zijn vertegenwoordiger zal optreden. Deze beschikking is gegeven door mr. T. ter Brugge en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 september 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.