Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7742

Datum uitspraak2009-09-07
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200903230/2/R3
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 10 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Hof van Twente (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Integrale herziening Kloosterlaan 2004, herziening Lintelerweg 5" (hierna: het plan) vastgesteld.


Uitspraak

200903230/2/R3. Datum uitspraak: 7 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de stichting Stichting behoud Havezathe Heeckeren, gevestigd te Hof van Twente, verzoekster, en de raad van de gemeente Hof van Twente, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 februari 2009 heeft de raad van de gemeente Hof van Twente (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Integrale herziening Kloosterlaan 2004, herziening Lintelerweg 5" (hierna: het plan) vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting behoud Havezathe Heeckeren (hierna: de Stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2009, heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 augustus 2009, waar de Stichting, vertegenwoordigd door [secretaris] van de Stichting, bijgestaan door mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen, en de raad, vertegenwoordigd door K. Lueks, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor het terrein van Huize Heeckeren. Op basis van het plan zijn, naast Huize Heeckeren, twee gebouwen met zorgappartementen toegestaan. 2.3. De Stichting richt zich met haar verzoek tegen het plan en beoogt onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Zij voert hiertoe aan, samengevat weergegeven, dat de toegestane bouwmassa onevenredig is en dat de aantasting van de landelijke uitstraling wordt versterkt door de geplande inrichting van parkeerplaatsen. Verder voert zij aan dat het plan ten onrechte de illegale bebouwing legaliseert, dat de verhuur van de zorgappartementen slechts tot 2013 is zeker gesteld en dat andere vormen van gebruik mogelijk nog meer gevolgen hebben voor verkeer en parkeren. Voorts brengt de Stichting naar voren dat door de voorziene bebouwing foerageergebied voor vleermuizen en uilen verloren zal gaan. 2.4. Ter zitting is komen vast te staan dat het plan voor Huize Heeckeren in een conserverende bestemming voorziet. Het noordelijke appartementengebouw aan het voormalige koetshuis is op grond van een rechtens onaantastbare bouwvergunning met vrijstelling gerealiseerd. Voor zover de bouw in afwijking van de verleende bouwvergunning is uitgevoerd, stelt de voorzitter vast dat deze afwijkingen bouwaspecten betreffen die niet in een bestemmingsplan kunnen worden geregeld. De afwijkingen kunnen door middel van dit plan derhalve niet worden gelegaliseerd. Gelet op het vorenstaande bestaat ten aanzien van Huize Heeckeren en het noordelijke appartementengebouw onder deze omstandigheden naar het oordeel van de voorzitter geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. Het verzoek dient in zoverre reeds hierom te worden afgewezen. 2.5. Voorts is ter zitting komen vast te staan dat voor het zuidelijke appartementengebouw een bouwvergunning met vrijstelling is verleend waartegen door de Stichting beroep is ingesteld. Gelet hierop acht de voorzitter in zoverre een spoedeisend belang aanwezig, zodat in het navolgende zal worden onderzocht of op dit punt aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening. 2.6. Het plan voorziet in een zuidelijk appartementengebouw voor elf zorgappartementen met een maximale goot- en nokhoogte van 6,5 respectievelijk 11 meter. Volgens de plantoelichting is uitgebreid onderzoek gedaan naar de voormalige bebouwingsstructuur op het terrein en sluit de situering van het zuidelijke appartementengebouw daarbij aan. De Stichting heeft naar het oordeel van de voorzitter niet aannemelijk gemaakt dat de situering en toegestane bouwmassa en bouwhoogtes van het zuidelijke appartementengebouw niet aanvaardbaar zijn. Het feit dat een gedeelte van het terrein voor halfverharde parkeerplaatsen wordt ingericht, leidt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet tot een onevenredige aantasting van de landelijke uitstraling van het terrein. 2.7. Ten aanzien van het gebruik van de zorgappartementen is de voorzitter op voorhand van oordeel dat de functie van de appartementen niet op korte termijn zal wijzigen, nu het plan niet in een dergelijke wijziging voorziet en een ander gebruik dan ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en/of zorgwoningen in strijd is met de bestemming. Over het eventuele verlies aan foerageergebied binnen het plangebied heeft de raad heeft ter zitting verklaard dat binnen het plangebied nieuwe beplanting zal worden gerealiseerd om eventueel verlies aan foerageergebied voor vleermuizen te compenseren. Wat betreft de stelling van de Stichting dat binnen het plangebied ook uilen foerageren, wat daar verder ook van zij, heeft de raad ter zitting onweersproken gesteld dat naast de nieuwe beplanting binnen het plangebied ook in de directe omgeving van het plangebied voldoende foerageermogelijkheden bestaan voor eventuele uilen. De voorzitter is op voorhand dan ook van oordeel dat het behoud van foerageergebied voor vleermuizen en uilen voldoende is verzekerd. 2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in hetgeen de Stichting thans heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit op dit punt in de bodemprocedure zal worden vernietigd. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient ook in zoverre te worden afgewezen. 2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Matulewicz voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2009 45-545.