Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7750

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200900911/1/R2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 29 december 2008, kenmerk 2008-73850, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-West (hierna: het dagelijks bestuur) bij besluit van 4 november 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Eerste wijziging Bestemmingsplan Oud-West Wenslauerstraat 59" (hierna: het wijzigingsplan).


Uitspraak

200900911/1/R2. Datum uitspraak: 16 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 29 december 2008, kenmerk 2008-73850, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-West (hierna: het dagelijks bestuur) bij besluit van 4 november 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Eerste wijziging Bestemmingsplan Oud-West Wenslauerstraat 59" (hierna: het wijzigingsplan). Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 maart 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft het dagelijks bestuur een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A. Drahmann, ambtenaar in dienst van de provincie, is verschenen. Voorts zijn ter zitting het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, en Y. Kyriakides als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Het wijzigingsplan voorziet in een uitbreiding in de hoogte en diepte van de woning op het perceel Wenslauerstraat 59 (hierna: het perceel). Het wijzigingsplan is gebaseerd op het bestemmingsplan "Oud-West" (hierna: het bestemmingsplan). 2.3. Het plangebied is gelegen naast respectievelijk aan de achterzijde van de woningen van [appellanten] aan de Bellamystraat. [appellanten] betogen dat bij het wijzigingsplan een onzorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden. Niet duidelijk is welk belang is gediend bij de voorziene uitbreiding op het perceel. In dit kader voeren [appellanten] aan dat de bij de vaststelling van het bestemmingsplan betrokken "Geactualiseerde Volumestudie Wenslauerstraat" van april 2005 (hierna: de Volumestudie) onvolledig is en dat de opsteller van de Volumestudie nu ten onrechte is betrokken bij de toets daaraan. Voorts voeren [appellanten] aan dat geen rekening wordt gehouden met de specifieke kwaliteiten van het (groene) binnenterrein tussen de Wenslauerstraat en de Bellamystraat (hierna: het binnenterrein). Bovendien is het plangebied in het bestemmingsplan aangemerkt als een potentieel beschermd stadsgezicht. Daarnaast vinden [appellanten] het door de uitbreiding toegestane brutovloeroppervlak van 134 m² te fors. Hierdoor wordt hun privacy aangetast. Voorts is met betrekking tot het brutovloeroppervlak geen afweging gemaakt ten aanzien van een beleidspunt uit het Programma-akkoord Stadsdeel Oud-West 2006-2010 "Ruimte om te delen" van mei 2006 (hierna: het Programma-akkoord). Evenmin is meegewogen dat, behalve het voorziene bouwvolume, ook nog bouwvergunningvrije gebouwen mogelijk zijn. Ten slotte betogen [appellanten] dat de muziekstudio, die in de tuin van Wenslauerstraat 59 staat, bij de belangenafweging had moeten worden betrokken. In dit kader voeren zij aan dat de voorwaarde had kunnen worden gesteld dat deze muziekstudio zou worden gesloopt. 2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat de planologische afweging voor het wijzigingsplan reeds heeft plaatsgevonden bij de bestemmingsplanprocedure. Bovendien gaat het om een voor dit perceel specifiek opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Nu ook geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangedragen, is op juiste gronden gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Hierbij merkt het college op dat uit de uitspraak omtrent het bestemmingsplan, gedaan door de Afdeling op 18 juli 2007, in zaak nr. 200603864/1, reeds blijkt dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake zal zijn van een onevenredige aantasting van het woongenot. Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat het oprichten van bouwvergunningvrije bouwwerken niet mogelijk wordt gemaakt door bestemmingsplannen en dat dit derhalve buiten het toetsingskader van onderhavige procedure dient te blijven. Ten aanzien van de muziekstudio merkt het college op dat de wijzigingsbevoegdheid hier niet op ziet en dat de muziekstudio derhalve geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige procedure. 2.5. Met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd. Het perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming "Woongebied 2 (WG2)", met de nadere aanduiding "1K", dat staat voor 1 bouwlaag met kap. Het wijzigingsplan voorziet in een extra bouwlaag voor de woning en daarnaast wordt de bestemming "Tuinen en Erven (T)" voor een gedeelte gewijzigd in de bestemming "Woongebied 2 (WG2)", waardoor de woning tot een totale diepte van 12,5 meter kan worden uitgebreid. Het bestemmingsplan voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid het plan aldus te wijzigen. De planologische afweging, mede op grond van de Volumestudie, heeft derhalve al grotendeels plaatsgevonden bij de vaststelling en de beoordeling van het bestemmingsplan. Niet is gebleken dat sinds het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de omstandigheden ter plaatse zijn gewijzigd. Volgens de toelichting bij het bestemmingsplan is uitdrukkelijk voorzien in uitbreiding van de diepte van de woningen in de Bellamybuurt, waartoe de Wenslauerstraat behoort, vanwege de zeer geringe diepte van een aantal woningen daar. De in het wijzigingsplan opgenomen uitbreidingen voldoen geheel aan de voor dit perceel in het bestemmingsplan opgenomen voorwaarden. Het belang van de uitbreiding is de vergroting van de kleine woning op het perceel. Het bezwaar dat de Volumestudie niet volledig zou zijn, is gericht tegen het bestemmingsplan. Dat is echter met de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2007 op dit onderdeel onherroepelijk geworden. Een eventuele aantasting van het binnenterrein heeft gelet hierop minder zwaar kunnen wegen dan het belang van uitbreiding van de woning. De Bellamybuurt is volgens de toelichting op het bestemmingsplan niet aangewezen als potentieel beschermd stadsgezicht. In die toelichting staat wel dat de specifieke buurtgeschiedenis, die geleid heeft tot het huidige aanzien van de wijk, de rode draad is die in de Volumestudie is uitgewerkt. In het wijzigingsplan is conform het bestemmingsplan het voorste gedeelte van het pand Wenslauerstraat 59 niet gewijzigd of verhoogd. Voor zover [appellanten] betogen dat de opsteller van de Volumestudie nu ten onrechte is betrokken bij de toets daaraan, overweegt de Afdeling dat bij een te verrichten belangenafweging alle rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen dienen te worden geïnventariseerd en in de beoordeling dienen te worden betrokken. In deze zaak maakt het dagelijks bestuur en niet genoemde opsteller de belangenafweging bij het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan. De door het wijzigingsplan mogelijk gemaakte uitbreiding zou voor [appellanten] tot een verlies van privacy kunnen leiden. Gezien echter de situatie ter plaatse en het feit dat de voorziene uitbreiding minder volumineus is dan de ernaast gelegen woningen, is het mogelijke verlies van privacy niet zodanig ernstig, dat hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten worden toegekend. Hetgeen [appellanten] aanvoeren over het Programma-akkoord, leidt voorts niet tot het oordeel dat de voorziene uitbreiding niet aanvaardbaar zou zijn, reeds omdat het hier niet gaat om het samenvoegen van woningen. Met betrekking tot het betoog omtrent de bouwvergunningvrije bouwwerken merkt de Afdeling ten slotte op dat dit onderwerp afzonderlijk is geregeld in de op dit punt geldende wet- en regelgeving en derhalve niet ter beoordeling staat in onderhavige procedure. Overigens betreft het in dat geval bouwwerken van beperkte omvang. Mochten [appellanten] voorts van mening zijn dat de muziekstudio een illegaal bouwwerk is, dan kunnen zij bij het dagelijks bestuur verzoeken om handhaving. 2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat. w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Troost lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009 234-605.