Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7752

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901134/1/H2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 22 december 2006 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: het dagelijks bestuur) aan [appellante] een investeringspremie verleend van maximaal € 540.000,00.


Uitspraak

200901134/1/H2. Datum uitspraak: 16 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], thans de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BaySystems B.V., die voor het recht op subsidie in de plaats is getreden van [appellante], gevestigd te [plaatst], tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 december 2008 in zaak nr. 07/709 in het geding tussen: [appellante] en het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. 1. Procesverloop Bij besluit van 22 december 2006 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: het dagelijks bestuur) aan [appellante] een investeringspremie verleend van maximaal € 540.000,00. Bij besluit van 25 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 16 december 2008, verzonden op 5 januari 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante], thans de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BaySystems B.V. (hierna: BaySystems) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 maart 2009. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2009, waar BaySystems, vertegenwoordigd door mr. M.R. Broekema, werkzaam bij PNO Consultants te Arnhem, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.E. van der Heijden en drs. C. van Rosendal, beiden werkzaam bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Investeringspremieregeling Noord-Nederland 2000 (hierna: IPR 2000) wordt een premie ten behoeve van een uitbreidingsproject tevens geweigerd indien het aantal arbeidsplaatsen niet met ten minste 30% van het aantal in de onderneming aanwezige arbeidsplaatsen zal toenemen of de capaciteit van de onderneming niet met ten minste 40% wordt vergroot. Ingevolge het derde lid wordt, indien de capaciteit niet bepaald kan worden op grond van de vergelijking van de producten van de onderneming voor en na de uitvoering van het project, de capaciteitsvergroting bepaald op grond van de verhouding tussen de kosten van de uitbreiding van de duurzame bedrijfsuitrusting enerzijds en de verzekerde waarde van de totale duurzame bedrijfsuitrusting anderzijds. 2.2. Bij besluit van 22 december 2006, in bezwaar gehandhaafd, heeft het dagelijks bestuur aan [appellante] een investeringspremie van maximaal € 540.000,00 verleend ten behoeve van een uitbreidingsproject in de zin van de IPR 2000, bestaande uit de bouw van een fundering voor een reactor en tanks alsmede een calamiteitenput voor tanks en een MCC-installatie (elektriciteitsvoorziening). Daarnaast heeft het project betrekking op investering in duurzame goederen, zoals een reactor, tanks, een afvulinstallatie, leidingwerk, pompen en randapparatuur. In dit besluit is, voor zover thans van belang, vermeld dat bij de vaststelling van de premie zal moeten worden voldaan aan de in de IPR 2000 en dit besluit gestelde nadere eisen. 2.3. BaySystems heeft haar grief dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur de op 30 maart 2007 ingediende herziene investeringsplannen buiten beschouwing heeft mogen laten, ter zitting ingetrokken. 2.4. BaySystems betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vraag of de onderneming als stuwend kan worden aangemerkt geen betrekking heeft op het besluit tot premieverlening en eerst aan de orde kan komen bij de premievaststelling. 2.4.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de IPR 2000 wordt onder een stuwende onderneming verstaan een onderneming die naar aard niet aan enige plaats van vestiging is gebonden, die de economische ontwikkeling van de regio van vestiging stimuleert en waarvan minimaal 50% van de omzet ter zake van de afzet van diensten buiten de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe alsmede buiten nader genoemde, niet in die provincies gelegen gemeenten, wordt gerealiseerd. In het besluit van 22 december 2006 is in het kader van informatievoorziening over bij de premievaststelling van belang zijnde aspecten opgenomen dat indien het factuuradres van de klanten, aan wie de producten en handelsdiensten worden verleend, afwijkt van het feitelijke leveringsadres, het laatstgenoemd adres het uitgangspunt zal zijn bij het toetsen van het stuwende karakter van de onderneming. De rechtbank is op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de vraag of een onderneming als stuwend kan worden aangemerkt niet ziet op de verlening van de premie maar eerst aan de orde zal zijn bij de vaststelling van de premie. Het betoog faalt. 2.5. BaySystems betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur ten onrechte reeds bij de premieverlening heeft bepaald aan welk criterium bij de vaststelling van de premie zal worden getoetst. 2.5.1. De capaciteitsvergroting als bedoeld in artikel 14 van de IPR 2000 wordt vastgesteld aan de hand van de zogeheten theoretische capaciteitsvergroting of, indien dit niet mogelijk is, aan de hand van de verzekerde waarde, zoals opgenomen in het derde lid van dit artikel. Het dagelijks bestuur heeft in het besluit van 22 december 2006 tot uitdrukking gebracht dat hij bij de vaststelling van de investeringspremie de capaciteitsvergroting zal bepalen aan de hand van de verzekerde waarde. In dit besluit noch in het besluit op bezwaar van 25 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur gemotiveerd uiteengezet wat de reden is dat reeds bij de premieverlening is bepaald dat het bij de vaststelling, wat betreft de capaciteitsvergroting, niet meer mogelijk is aan de hand van de theoretische capaciteitsvergroting aan te tonen dat aan het criterium van artikel 14 van de IPR 2000 is voldaan. Het besluit op bezwaar van 25 mei 2007 mist derhalve een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dit niet onderkend. 2.6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de bij het besluit van 25 mei 2007 gehandhaafde aan de premieverlening verbonden nadere eis dat bij de premievaststelling het project met toepassing van het in artikel 14, derde lid, van de IPR 2000 opgenomen criterium van de verzekerde waarde dient te voldoen aan de vereiste capaciteitsvergroting van 40%. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre alsnog gegrond verklaren en het besluit op bezwaar vernietigen voor zover het betrekking heeft op deze nadere eis. Het dagelijks bestuur dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 2.7. Het dagelijks bestuur zal op na te melden wijze in de proceskosten worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 december 2008 in zaak nr. 07/709, voor zover deze betrekking heeft op de aan de premieverlening verbonden nadere eis dat bij de premievaststelling het project met toepassing van het in artikel 14, derde lid, van de IPR 2000 opgenomen criterium van de verzekerde waarde dient te voldoen aan de vereiste capaciteitsvergroting van 40%; III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond; IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland van 25 mei 2007, kenmerk UP-07-04228, voor zover het betrekking heeft op de aan de premieverlening verbonden nadere eis dat bij de premievaststelling het project met toepassing van het in artikel 14, derde lid, van de IPR 2000 opgenomen criterium van de verzekerde waarde dient te voldoen aan de vereiste capaciteitsvergroting van 40%; V. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige; VI. veroordeelt het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BaySystems B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; VII. gelast dat het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BaySystems B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 718,00 (zegge: zevenhonderdachttien euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat. w.g. Mouton w.g. Roelfsema voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009 85-609.