Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7761

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200807274/1/R1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 11 juli 2008 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) het geluidsplan A27 Gorinchem-Noordeloos opgesteld.


Uitspraak

200807274/1/R1. Datum uitspraak: 16 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellante], gevestigd te [plaats], en de minister van Verkeer en Waterstaat, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 11 juli 2008 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) het geluidsplan A27 Gorinchem-Noordeloos opgesteld. Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 september 2008, beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. C.J.R. van Binsbergen, advocaat te Alphen aan de Rijn, en vergezeld door haar [directeur], alsmede de minister, vertegenwoordigd door mr. A. Dane en mr. M. de Hoop, ambtenaren van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ter zitting heeft [appellante] aangegeven de beroepsgrond over de noodzaak van een geluidsscherm aan de oostzijde van de A27 in te trekken. 2.2. Ingevolge artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet wegverbreding (hierna: de Spoedwet), voor zover van belang, stelt de minster ten aanzien van de in de bijlage, onder B, van deze wet opgenomen wegaanpassingsprojecten een plan op voor de te treffen maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege de weg, van de gevel van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone van de weg overeenkomstig artikel 74, eerste lid, van de Wet geluidhinder. 2.3. Bij het bestreden besluit is een geluidsplan als bedoeld in artikel 6, vijfde lid, van de Spoedwet opgesteld naar aanleiding van het onherroepelijke wegaanpassingsbesluit van de minister van 23 juni 2004. Het geluidsplan voorziet, voor zover thans van belang, in een 4 meter hoog absorberend geluidsscherm aan de oostzijde van de A27 van hectometer 40,33 tot hectometer 40,72. 2.4. [appellante] voert aan dat het geluidsscherm het uitzicht vanaf de A27 op haar bedrijf aan de [locatie] te [plaats], belemmert en dat dit scherm van negatieve invloed is op haar bedrijfsresultaat. Zij bepleit een transparant geluidsscherm. 2.5. De minister heeft ten behoeve van de opstelling van het geluidsplan de artikelen 87b tot en met 87g van de Wet geluidhinder en het Reken- en meetvoorschrift 2006 overeenkomstig toegepast. Hij heeft geen aanleiding gezien om in het geluidsplan voor te schrijven dat het geluidsscherm geheel of gedeeltelijk transparant dient te worden uitgevoerd. De minister heeft er in dit verband op gewezen dat transparante geluidsschermen niet standaard worden toegepast, aangezien deze in het algemeen duurder en onderhoudsgevoeliger zijn dan gesloten geluidsschermen. Verder heeft de minister er op gewezen dat bij transparante geluidsschermen reflectie kan optreden en dat dergelijke schermen een gevaar voor vogels kunnen vormen. 2.6. Anders dan [appellante] heeft aangevoerd, kan uit de brochure van de Dienst Weg- en Waterbouwkunde (uitgave 2004, nr. 104) niet worden afgeleid dat de minister beleid hanteert waarin een voorkeur voor transparante geluidsschermen boven gesloten geluidsschermen is neergelegd. Deze brochure bevat alleen technische richtlijnen om het aantal vogelslachtoffers door transparante geluidsschermen te verminderen. 2.7. De activiteiten van [appellante] bestaan onder meer uit de in- en verkoop van vrachtwagens, opleggers en aanhangwagens. Blijkens de in het dossier gevoegde foto's kunnen automobilisten op de A27 die in de richting van Utrecht rijden vanaf hectometerpaal 39,9 het bedrijfsterrein van [appellante], waarop de handelsvoorraad en een gebouw met de bedrijfsnaam "[appellante] trucks" staan, onderscheiden. Het bedrijfsterrein is voor deze automobilisten niet meer zichtbaar vanaf hectometer 40,45. Hier kruist de A27 een viaduct ten behoeve van de Dorpsweg. Voor automobilisten op de A27 die in de richting van Gorinchem rijden is het bedrijfsterrein vanaf hectometer 40,45 tot hectometer 40,3 zichtbaar. Gelet op hetgeen hiervoor is beschreven, is niet uitgesloten dat het bij het plan voorziene geluidsscherm, wanneer dit gesloten wordt uitgevoerd, vermindering van zicht vanaf de A27 op het bedrijf van [appellante] met zich zal brengen. [appellante] heeft evenwel niet aannemelijk gemaakt dat deze vermindering zodanig zal zijn dat haar zichtlocatie langs de A27 geheel verloren zal gaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat eventuele geïnteresseerden die in de richting van Utrecht rijden, geruime tijd zicht op het bedrijf van [appellante] zullen blijven behouden vóórdat dit zal worden beëindigd door een gesloten geluidsscherm. [appellante] heeft dit behoud van het zicht op haar bedrijf ter zitting desgevraagd bevestigd. Verder wordt in aanmerking genomen dat eventuele geïnteresseerden die in de richting van Gorinchem rijden reeds thans, in de situatie zonder geluidsscherm, beperkt zicht op het bedrijf van [appellante] hebben, aangezien zij voor dit zicht naar links langs het verkeer op de tegenliggende rijstroken dienen te kijken. 2.8. Voor zover [appellante] aan de hand van ter zitting getoonde foto's heeft aangevoerd dat in de omgeving van haar bedrijf een aantal transparante geluidsschermen is geplaatst, overweegt de Afdeling het volgende. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [appellante] bedoelde gevallen niet vergelijkbaar zijn met het onderhavige geval, aangezien bijvoorbeeld sprake is van een snelwegpanorama of de plaatsing van een geluidsscherm op een kunstwerk. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanknopingspunt om aan dit standpunt van de minister te twijfelen. 2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de minister in het geluidsplan niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van het voorschrijven van een geheel of gedeeltelijk transparant geluidsscherm. 2.10. Het beroep is ongegrond. 2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel w.g. Jansen voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009 399.