Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7764

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901701/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (hierna: het college) de gemeente Hardenberg vrijstelling van bestemmingsplanvoorschriften verleend voor het gebruik van het perceel naast [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), voor dagrecreatieve doeleinden, voor het houden van het jaarlijkse 'zomerfeest' en voor het gebruik van de aanwezige jeu de boules-baan.


Uitspraak

200901701/1/H1. Datum uitspraak: 16 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Hardenberg, tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 februari 2009 in zaak nr. 08/1755 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (hierna: het college) de gemeente Hardenberg vrijstelling van bestemmingsplanvoorschriften verleend voor het gebruik van het perceel naast [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), voor dagrecreatieve doeleinden, voor het houden van het jaarlijkse 'zomerfeest' en voor het gebruik van de aanwezige jeu de boules-baan. Bij uitspraak van 5 februari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2009, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft nadere stukken ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2009, waar [appellant], in persoon, vergezeld van zijn echtgenote, en het college, vertegenwoordigd door L. Zandman, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] woont tegenover het perceel dat voor recreatieve activiteiten wordt gebruikt. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" rust op het perceel de bestemming 'Agrarische doeleinden (Agrarisch gebied)'. Niet in geschil is dat de onderhavige recreatieve activiteiten op het perceel in strijd zijn met het bestemmingsplan. Teneinde deze activiteiten te legaliseren heeft het college krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling daarvan verleend. 2.2. [appellant], betoogt dat de rechtbank het te legaliseren gebruik van het perceel voor dagrecreatieve doeleinden ten onrechte niet strijdig heeft geacht met het provinciaal beleid zoals geformuleerd in het streekplan Overijssel 2000+ (hierna: het streekplan), zodat het college dit plan niet aan de ruimtelijke onderbouwing van de verleende vrijstelling ten grondslag heeft mogen leggen. 2.2.1. Dat betoog faalt. Ingevolge het streekplan maakt het perceel deel uit van een gebied dat als zone I is aangeduid. Die aanduiding betekent dat het recreatief medegebruik van het gebied juist bevorderd dient te worden. Ook uit de door gedeputeerde staten van Overijssel afgegeven verklaring van geen bezwaar blijkt dat het gebruik van het perceel voor dagrecreatieve doeleinden in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals dat in het streekplan is vastgelegd. Het college heeft de ruimtelijke onderbouwing van de verleende vrijstelling dan ook terecht mede op basis van het streekplan kunnen baseren. 2.3. Voorts betoogt [appellant] tevergeefs dat de rechtbank tot het onjuiste oordeel is gekomen dat de mogelijk te realiseren robuuste ecologische verbindingszone Ommen-Losser, niet aan het verlenen van vrijstelling in de weg staat. Het perceel ligt niet binnen het voorgestelde tracé van deze verbindingszone, dat via de noordkant van de Emtenbroekerdijk naar de Duitse grens loopt. 2.4. Anders dan [appellant] betoogt, is de rechtbank op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het college in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing terecht het voorgenomen planologisch beleid in aanmerking heeft genomen, en dat blijkt uit het feit dat in het voorontwerp-bestemmingsplan "Buitengebied", dat naar verwachting in 2010 gereed zal zijn, aan het perceel de bestemming 'dagrecreatieve doeleinden' of een daarmee overeenkomende bestemming zal worden toegekend. 2.5. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank, door te overwegen dat het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het verlenen van de vrijstelling heeft kunnen komen, heeft miskend dat zijn woongenot wordt aangetast, omdat met name van buiten de buurtgemeenschap afkomstige recreanten op het perceel, overlast wordt ondervonden. 2.5.1. Ook dat betoog faalt. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het woongenot van [appellant] als gevolg van het gebruik van het perceel zodanig wordt verslechterd, dat het college de gevraagde vrijstelling in redelijkheid niet heeft kunnen verlenen. Het college heeft er in dit verband op gewezen dat in geval van waardevermindering van de woning van [appellant] door het te legaliseren gebruik van het perceel, een verzoek om planschadevergoeding kan worden ingediend. 2.6. Hetgeen [appellant] verder nog heeft aangevoerd, ook met betrekking tot de gestelde strijdigheid met de Nota Speelruimtebeleid, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. 2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Konijnenbelt w.g. Boot lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009 202.