Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7768

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200901400/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 10 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) [appellant] vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het plaatsen van een zesde recreatieve opstal (hierna: bungalow) op het perceel aan de [locatie] te [plaats], gemeente Texel (hierna: het perceel).


Uitspraak

200901400/1/H1. Datum uitspraak: 16 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Texel, tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 9 januari 2009 in zaak nr. 07/2498 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Texel. 1. Procesverloop Bij besluit van 10 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Texel (hierna: het college) [appellant] vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het plaatsen van een zesde recreatieve opstal (hierna: bungalow) op het perceel aan de [locatie] te [plaats], gemeente Texel (hierna: het perceel). Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 januari 2009, verzonden op 14 januari 2009, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 februari 2009, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. Jaspers, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Midden- en Zuid-Eierland' rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden". 2.2. Niet in geschil is dat het bouwplan voor een zesde bungalow op het perceel in strijd is met het bestemmingsplan, zodat voor de bouw van de bungalow vrijstelling nodig zou zijn ingevolge artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zoals dat gold ten tijde van belang. 2.3. Het beroep van [appellant] op de in artikel 15 van het bestemmingsplan genoemde regeling, die de mogelijkheid biedt om een bouwvlak met ten hoogste 25% te verruimen ten behoeve van de uitbreiding van het aantal recreatieve slaapplaatsen, faalt, reeds omdat die regeling alleen van toepassing is op een perceel met de bestemming "Verblijfsrecreatieve doeleinden". Dat is hier niet het geval. 2.3.1. Voorts heeft de rechtbank het vertrouwensbeginsel terecht niet geschonden geacht. Er is niet gebleken dat door of namens het college toezeggingen zijn gedaan waaraan [appellant] het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat vrijstelling zou worden verleend om de bouw van een zesde bungalow op het perceel mogelijk te maken. Anders dan [appellant] stelt, was het college niet gebonden aan positieve adviezen van het principeberaad en de welstandscommissie. Hetgeen [appellant] in dit verband verder nog heeft aangevoerd biedt evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. 2.3.2. Anders dan [appellant] betoogt, is de rechtbank - gegeven de ruime beleidsvrijheid die het college op dit punt heeft - op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het college in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen weigeren. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat. w.g. Konijnenbelt w.g. Boot lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009 202.