Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7771

Datum uitspraak2009-09-16
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200808855/1/H1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam (hierna: het college) aan Project Consult B.V. (hierna: Project Consult) bouwvergunning tweede fase verleend voor de bouw van een appartementcomplex, bestaande uit 11 woonheden, op het perceel Peulenstraat 170-172 te Hardinxveld-Giessendam.


Uitspraak

200808855/1/H1. Datum uitspraak: 16 september 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 17 oktober 2008 in zaak nr. 08/792 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam (hierna: het college) aan Project Consult B.V. (hierna: Project Consult) bouwvergunning tweede fase verleend voor de bouw van een appartementcomplex, bestaande uit 11 woonheden, op het perceel Peulenstraat 170-172 te Hardinxveld-Giessendam. Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 17 oktober 2008, verzonden op 30 oktober 2008, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 januari 2009. Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Project Consult, gevestigd te Veenendaal, een schriftelijke uiteenzetting gegeven. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak, gezamenlijk met zaak nr. 200808856/1 en zaak nr. 200808858/1, ter zitting behandeld op 13 augustus 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Nieuwland, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is Project Consult, vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening of zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, aan de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120. Ingevolge artikel 56a, derde lid, van de Woningwet, mag slechts en moet de bouwvergunning tweede fase worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel a of b van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid niet van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn. 2.2. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn betoog dat onduidelijk blijft hoe het appartementencomplex wordt gefundeerd faalt. Dit betoog is eerst ter zitting bij de rechtbank aangevoerd en vindt geen grondslag in de in het beroepschrift ingenomen stellingen, hetgeen in strijd is met de goede procesorde. 2.3. [appellant] betoogt voor het eerst in hoger beroep dat de bij besluit van 4 oktober 2007 verleende bouwvergunning tweede fase in strijd is met de rechtszekerheid, nu onduidelijk is welke stukken hieraan ten grondslag hebben gelegen. Voorts betoogt [appellant] voor het eerst in hoger beroep dat ten onrechte de heimethode niet in de bouwvergunning is vastgelegd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze gronden niet reeds in beroep konden worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, dienen deze gronden buiten beschouwing te blijven. 2.4. Het betoog van [appellant], dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet mocht volstaan met slechts een verwijzing naar het gestelde in de procedures betreffende de sloopvergunning en de bouwvergunning eerste fase, faalt. Het gezamenlijk behandelen van zaken ontslaat [appellant] niet van zijn verplichting om bij verwijzing naar het gestelde in de andere procedures te motiveren welke specifieke gronden in deze procedure van toepassing zijn. [appellant] heeft met deze algemene verwijzing niet aannemelijk gemaakt dat een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 56a, derde lid, van de Woningwet zich voordoet. 2.5. Het betoog van [appellant], dat de opstellers van de rapporten waarop de besluitvorming van het college is gebaseerd niet onafhankelijk en onpartijdig zijn, is een niet nader gemotiveerde herhaling van hetgeen hij daaromtrent in beroep heeft aangevoerd. In de overwegingen van de aangevallen uitspraak is de rechtbank hierop ingegaan. [appellant] heeft in het hoger beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende grond in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Gelet hierop ziet de Afdeling in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het betoog faalt. 2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Dorst voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009 357-564.