Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7822

Datum uitspraak2009-09-09
Datum gepubliceerd2009-09-16
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers225397 CV EXPL 06-1538
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Geen sprake van onverschuldigd betaald loon nu niet is komen vast te staan dat de werkgever de WAO-uitkering (alsnog) in mindering mag brengen op het loon Vordering in conventie afgewezen. Loonvordering in reconventie van werknemer grotendeels afgewezen wegens onduidelijke/onbegrijpelijke onderbouwing.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Kanton Locatie Sittard-Geleen zaaknr: 225397 CV EXPL 06-1538 typ: RW vonnis van 9 september 2009 in de zaak van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], gevestigd te [woonplaats], eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna te noemen [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], gemachtigde: mr. A.L.W.G. Houtakkers, advocaat te Maastricht (voorheen te Sittard-Geleen), tegen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], wonend te [adres], gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna te noemen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], gemachtigde: mr. S.P. van der Beek-Verdoorn, juridisch adviseur bij FNV Bondgenoten te Weert en vanaf 21 februari 2007 tevens mr. P.K.B. Palazzi, werkzaam bij FNV Bondgenoten te Rotterdam. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Voor het aan dit vonnis voorafgaande procesverloop wordt verwezen naar het tussenvonnis van 30 mei 2007. Ter voldoening aan voormeld tussenvonnis heeft op 13 september 2007 een comparitie van partijen plaatsgevonden, van welke comparitie een proces-verbaal is opgemaakt. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft vervolgens een conclusie (na gehouden comparitie) genomen en zij heeft daar nog 21 producties bijgevoegd, waarna [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] een conclusie van antwoord na gehouden comparitie met twee extra producties heeft genomen. Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden. Door afwezigheid en ziekte van de kantonrechter tegenover wie de comparitie d.d. 13 september 2007 heeft plaatsgevonden en die tot dusver de zaak in behandeling had, wordt dit vonnis gewezen door een andere kantonrechter. Namens de Sector Kanton van deze Rechtbank betuigt deze kantonrechter spijt voor de vertraging die buiten toedoen van partijen bij het wijzen van vonnis is opgetreden en hij biedt partijen daarvoor excuses aan. MOTIVERING in conventie de feiten [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur sedert 27 mei 1991 bij [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in dienst geweest, aanvankelijk als internationaal chauffeur. Dit werk heeft hij verricht tot 16 november 1998. Nadat suikerziekte bij hem was geconstateerd, is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] “herplaatst” in de passende functie van nationaal chauffeur. Met ingang van 15 november 1999 (einde wachttijd) is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ingedeeld in de WAO-klasse 15-25%, met het bijbehorende uitkeringspercentage van veertien. Vanaf 28 oktober 2002 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het werk als nationaal chauffeur gestaakt wegens ziekte. In de periode 25 november 2002 tot 1 maart 2003 werd hij ingedeeld in de WAO-klasse 80-100% met een uitkeringspercentage van 70. De WAO-uitkering in die periode werd rechtstreeks (op grond van een machtiging van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]) aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] uitbetaald. Per 1 maart 2003 heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het werk als nationaal chauffeur hervat tot 14 september 2004. Daarnaast is hij in die periode, wegens zijn arbeidsongeschiktheid als internationaal chauffeur, ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45% met een uitkeringspercentage van 28. Wegens zijn wisselende inkomsten uit arbeid werd de WAO-uitkering in die periode op grond van artikel 44 WAO in bepaalde maanden naar een lager percentage uitbetaald. Op 14 september 2004 is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wederom uitgevallen in de functie van nationaal chauffeur. Met ingang van 12 oktober 2004 is hij in eerste instantie ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25-35%. Daarnaast is aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met ingang van deze datum een (loongerelateerde) WW-uitkering toegekend. Deze WW-uitkering werd (op grond van een machtiging van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]) tot 14 september 2005 aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] betaald. Bij beslissing op bezwaar van 31 maart 2005 van het UWV is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] per 12 oktober 2004 ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35-45%. De als gevolg hiervan te veel uitbetaalde WW-uitkering heeft het UWV verrekend met de WAO-uitkering. Met ingang van 4 juli 2005 is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] via Alert Personeelsdiensten B.V. als uitzendkracht werkzaam geweest bij Ewals Cargo Care B.V. De arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is geëindigd per 1 januari 2006. de vordering [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vordert (na vermeerdering van eis) [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te veroordelen - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] van een bedrag van € 7.793,22, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2005 tot de dag van algehele voldoening, zij het dat zij bij conclusie van 20 februari 2008 haar vordering in hoofdsom op een bedrag van in totaal € 6.098,74 becijfert. de standpunten van partijen Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] – samengevat – aangevoerd dat in de periode 1 maart 2003 tot 17 juli 2005 de “uitkeringspercentages” wisselden waardoor ook de bruto-uitkering per dag veranderde. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verwijst ter onderbouwing van deze stelling naar een brief van het UWV van 15 maart 2005. Hierdoor heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in die periode, gelet op het bepaalde in artikel 7:629 lid 5 BW ([eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] noemt dit “de suppletieverplichting”) te veel loon aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] betaald. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft het te veel betaalde loon aanvankelijk becijferd op een bedrag van € 6.833,82. Bij brief van 9 december 2005 is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gesommeerd dit bedrag binnen tien dagen aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te betalen. In zijn conclusie van antwoord in conventie voert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan dat hij in de periode van 15 november 1999 tot 6 september 2005 juist te weinig loon van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft ontvangen en wel tot een bedrag dat door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in eerste instantie is gesteld op € 4.879,64, van welk bedrag door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in reconventie betaling wordt gevorderd. Daarnaast stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat er voor wat betreft de periode van 1 maart 2003 tot 12 oktober 2004 geen sprake kan zijn van te veel betaald loon omdat de WAO-uitkering in die periode juist (op grond van artikel 44 WAO) was aangepast aan het loon (de loonhoogte). In haar conclusie van repliek in conventie handhaaft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] haar vordering zonder met zoveel woorden in te gaan op laatstbedoelde tegenwerping van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. Zij betwist dat zij aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] nog loon verschuldigd is. In zijn conclusie van dupliek in conventie stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat hij per 1 maart 2003 wegens zijn arbeidsongeschiktheid voor de functie van internationaal chauffeur is ingedeeld in de WAO-klasse 35-45%. De WAO-uitkering is volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vanaf die datum tot 12 oktober 2004 wegens zijn wisselende feitelijke inkomsten als nationaal chauffeur uitgekeerd onder toepassing van artikel 44 WAO. Dit is volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de reden van de wisselende uitkeringspercentages. Van een vordering van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] over deze periode kan dan ook geen sprake zijn. De uitkering werd immers afgestemd op het (feitelijk toegekende) loon. Verder voert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet gerechtigd is om enig bedrag aan WAO-uitkering, die immers betrekking heeft op zijn arbeidsongeschiktheid voor de functie van internationaal chauffeur, in mindering te brengen op zijn loon. De te veel verstrekte WW-uitkering vanaf 12 oktober 2004 is al verrekend met het loon. Bij akte in conventie, tevens vermeerdering van eis in conventie, voert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan dat het niet relevant is op grond waarvan de uitkering wordt ontvangen. De WAO-uitkering is immers “enige geldelijke uitkering die de werknemer toekomt krachtens enige wettelijke voorgeschreven verzekering” als bedoeld in artikel 7:629 lid 5 BW. Aangezien [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] bij haar eerste berekening van haar vordering was uitgegaan van een uitkeringspercentage van 25-35 over de periode van 12 oktober 2004 tot 3 april 2005, verhoogt zij haar vordering, voor zover van de juistheid van het percentage 35-45 dient te worden uitgegaan, met € 959,40. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] vordert derhalve in totaal een bedrag van € 7.793,22. Bij antwoordakte in conventie handhaaft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn tegen de vordering van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gerichte stellingen. Hij stelt daarnaast dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan hem het door het UWV teruggevorderde bedrag aan WW-uitkering van € 1.226,36 bruto dient te betalen. Dit bedrag is immers door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verrekend met de doorbetaalde bedragen aan loon/WAO-uitkering per 12 oktober 2004. In zijn conclusie na gehouden comparitie heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]. In haar conclusie van antwoord na comparitie erkent [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] de verrekening van de WW-uitkering ad € 1.226,36 en de verschuldigdheid aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van een bedrag van € 468,12 aan kerstuitkering. Zonder dat zij akte vraagt van vermindering van eis concludeert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] dat zij van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], rekening houdend met die bedragen, een bedrag van € 6.098,74 heeft te vorderen. de beoordeling De vordering in conventie van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft betrekking op de periode 1 maart 2003 tot 17 juli 2005. Dat zij in die periode op grond van de door haar aangevoerde stellingen een bedrag van € 7.793,22 (dan wel € 6.098,74) te veel aan loon aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betaald, volgt allerminst (laat staan langs een eenvoudig te traceren gedachtegang) uit het door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gevoerde betoog. De kantonrechter overweegt dienaangaande het volgende. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt dat zij op grond van artikel 7:629 lid 5 BW vanaf 1 maart 2003 gerechtigd is de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ontvangen WAO-uitkering op het loon in mindering te brengen. Artikel 7:629 lid 5 BW is, gelezen in verbinding met artikel 7:629 lid 1 BW in de destijds geldende versie, evenwel slechts van toepassing gedurende een periode van 52 weken (thans 104 weken) waarin de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens ongeschiktheid ten gevolge van (onder meer) ziekte. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met ingang van 1 maart 2003 zijn (op dat moment passende) werk als nationaal chauffeur (de inmiddels na 1998 gewijzigde bedongen arbeid) fulltime heeft hervat. Van ongeschiktheid voor dit werk was dan ook op en na 1 maart 2003 geen sprake. Ook anderszins is er op dat moment geen sprake geweest van ongeschiktheid in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. Weliswaar was [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op dat moment niet (meer) geschikt om zijn (vroegere) werk als internationaal chauffeur te verrichten, maar op grond van de tussen partijen vaststaande feiten moet het ervoor worden gehouden dat het tijdvak van 52 weken gedurende hetwelk [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] gehouden was het loon door te betalen wegens ongeschiktheid voor dat werk reeds was verstreken op 15 november 1999. Op grond waarvan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] dan meent met ingang van 1 maart 2003 loon aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te kunnen/mogen betalen onder aftrek van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] toekomende WAO-uitkering, is dan ook volstrekt onduidelijk. Van toepasselijkheid van artikel 7:629 lid 5 (en lid 1) BW kan in casu eerst sprake zijn vanaf het moment dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] het werk als nationaal chauffeur niet meer heeft verricht wegens ongeschiktheid door ziekte: met ingang van 14 september 2004 en dan uitsluitend voor wat betreft de uitkering die eventueel in de plaats treedt van voordien voor het feitelijk verrichte werk betaald loon. Bijgevolg heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] met ingang van die datum ten onrechte het loon van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verminderd met de WAO-uitkering. Door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is immers (onbetwist) gesteld dat zijn WAO-uitkering ook per die datum (en per 12 oktober 2004) betrekking had op zijn arbeidsongeschiktheid als internationaal chauffeur. Op grond van artikel 7:629 lid 5 BW wordt het loon verminderd met (bijvoorbeeld) een WAO-uitkering, “voor zover deze uitkering betrekking heeft op de bedongen arbeid waaruit het loon wordt genoten”. De aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verstrekte uitkering had (onbetwist) evenwel geen betrekking op de op dat moment bedongen arbeid (het werk als nationaal chauffeur). De hiervoor geciteerde zinsnede van artikel 7:629 lid 5 BW is weliswaar eerst met ingang van 29 december 2005 aan de betreffende bepaling toegevoegd, maar het is onmiskenbaar nooit de bedoeling van de wetgever geweest (zie MvT, TK, 2004-2005, 30118, nr. 3) dat een WAO-uitkering, welke toch beoogt een (vergaande) inkomensterugval als gevolg van arbeidsongeschiktheid voor de oorspronkelijke arbeid te voorkomen, in mindering kan worden gebracht op de inkomsten uit andere arbeid waarin de werknemer nadien is gereïntegreerd. De door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] voorgestane uitleg van artikel 7:629 lid 5 BW, die overigens wel in overeenstemming is met de letterlijke bewoording van deze bepaling zoals die destijds luidde, kan derhalve niet worden gevolgd. Hieruit volgt dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] niet wordt gevolgd in haar betoog dat zij te veel loon aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betaald omdat daarbij zou zijn uitgegaan van een te lage WAO-uitkering. De hoogte van de WAO-uitkering was immers niet relevant voor de vaststelling van de hoogte van het loon van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. Hoogstens zal de loonwaarde van de arbeid van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op afstand gerelateerd zijn geweest aan diens beperkingen. Op grond van voorgaande overwegingen kan niet worden volgehouden dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te veel loon aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betaald in de periode 1 maart 2003 tot 17 juli 2005. De vordering van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in conventie wordt derhalve integraal afgewezen. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. in reconventie de vordering [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vordert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis te veroordelen tot betaling aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van: 1. een bedrag van € 4.879,64 bruto inzake loon, overwerkvergoeding en vakantiebijslag; 2. een bedrag van € 624,16 bruto aan kerstuitkering; 3. de wettelijke verhoging van 50% over voornoemde posten; 4. een bedrag van € 600,00 in verband met incassokosten; 5. de wettelijke rente over voornoemde posten vanaf de dag van verschuldigdheid; 6. (een bedrag gelijk aan) de kosten van dit geding. Bij akte vermeerdering van eis heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] daar nog de volgende posten (“als punt 7 en “punt 8”) aan toegevoegd: - een bedrag van € 1.226,36 bruto in verband met een verrekening van de door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] ontvangen WW-uitkering met “de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ontvangen WAO-uitkering”; - een bedrag van € 1.141,92 bruto wegens opgebouwde en niet-opgenomen vakantiedagen. de standpunten van partijen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] zijn loon per 1 januari 1999 ten onrechte heeft verlaagd van de bij de functie internationaal chauffeur behorende loonschaal E6 naar de bij de functie van nationaal chauffeur behorende loonschaal D4. Volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] had hij, gelet op zijn ervaringsjaren conform artikel 16 van de cao beroepsgoederenvervoer (hierna: cao), per die datum ingedeeld moeten worden in loonschaal D5. Dit is volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] eerst gebeurd “eind 2001”. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is voorts van mening dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan hem op grond van artikel 16 van de cao na 14 september 2004 het basisloon behorend bij de functie nationaal chauffeur, vermeerderd met de gemiddelde overwerkvergoeding, had behoren te betalen. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft tot 1 augustus 2005 gedeeltelijk en daarna, tot 6 september 2005, in het geheel niet aan die verplichting voldaan. Over de periode 15 november 1999 tot 6 september 2005 door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te weinig betaald loon, overwerkvergoeding en vakantiebijslag heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] berekend op een totaalbedrag van € 4.879,64 bruto. Ter onderbouwing verwijst [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] naar de bij de conclusie van eis in reconventie gevoegde productie 1. Daarnaast vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op grond van artikel 15 van de cao € 624,16 bruto aan “kerstuitkering”, welke uitkering door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] volgens hem nimmer is betaald. Bij conclusie van antwoord in reconventie verweert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] zich - voor zover relevant - als volgt. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt dat zij [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] terecht tot “eind 2001” heeft betaald naar salarisschaal D4 omdat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] werkzaamheden verrichtte als regionaal chauffeur, een functie met een lagere schaalindeling dan de functie nationaal chauffeur. Daarna heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] het loon betaald conform schaal D5. Volgens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voor zover die betrekking heeft op de periode tot 16 augustus 2001 verjaard op grond van artikel 3:307 BW. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is van mening dat zij heeft voldaan aan haar betalingsverplichting. Verder betwist zij het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gestelde bedrag van € 4.879,64 aangezien volgens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] overgelegde berekening slechts zou kunnen blijken van een bedrag van € 3.813,06 aan te weinig betaald loon, overwerkvergoeding en vakantiebijslag. Volgens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verzuimd het verschil van € 1.066,57 (eigenlijk € 1.066,58) te onderbouwen. In zijn conclusie van repliek in reconventie handhaaft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn stelling dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] hem ten onrechte met ingang van 1 januari 1999 heeft betaald conform schaal D4, terwijl hij tot 15 november 1999 recht had op betaling conform schaal E6. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt nader dat hij eerst met ingang van “periode 6-2002” door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is ingedeeld in schaal D5, doch vermeerdert zijn eis ter zake niet. Voor het overige handhaaft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn eerder ingenomen stellingen. Daarnaast vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], daarvoor akte vermeerdering van eis vragend, een bedrag van € 1.226,36 bruto van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie]. Volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is dit bedrag, dat samenhangt met aan [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] doorbetaalde WW-uitkering, door het UWV verrekend met de aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] per 12 oktober 2004 toekomende WAO-uitkering. Verder vermeerdert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn vordering met een bedrag van € 1.141,92 bruto. Hij stelt dat dit bedrag, dat volgens hem niet is uitbetaald door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], betrekking heeft op dertien door hem opgebouwde vakantiedagen, uitgaande van een loonbedrag van € 87,84 per dag. In haar conclusie van dupliek in reconventie, tevens antwoordakte vermeerdering van eis, voert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot haar verweer aan dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] eind 2001 loon ontving conform loonschaal D5. Volgens [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de vordering tot een bedrag van € 4.879,64 niet volledig onderbouwd met de door hem overgelegde berekening. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] recht heeft op een naar evenredigheid vast te stellen kerstuitkering ad € 468,12 bruto. Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 1.226,36 stelt [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] dat zij “bij gebrek aan wetenschap” de verrekening met de WW-uitkering ontkent. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] betwist het gevorderde bedrag van € 1.141,92 met de stelling dat er bij het einde van het dienstverband van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een eindafrekening is gemaakt, waarbij [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] volledig aan haar verplichtingen heeft voldaan. In zijn conclusie na gehouden comparitie handhaaft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn (vermeerderde) vordering. Ten aanzien van de niet opgenomen vakantiedagen stelt hij expliciet, verwijzend naar een bij deze conclusie overgelegde productie 30, dat hij in de periode 21 juli 2005 tot en met 31 juli 2005 geen vakantiedagen heeft opgenomen. In haar conclusie van antwoord na gehouden comparitie voert [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] (voor het eerst) het verweer dat de loonvordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], voor zover die vordering betrekking heeft op de periode 15 november 1999 tot 1 maart 2003, is verjaard. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] erkent dat zij een bedrag van € 1.226,36 bruto te veel aan WW-uitkering (ten name van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]) heeft ontvangen. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verwijst naar een bij deze conclusie gevoegde productie 2 waaruit volgens haar blijkt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wel degelijk vakantie heeft genoten van 21 juli 2005 tot 31 juli 2005. de feiten Allereerst wordt verwezen naar de reeds in conventie vastgestelde feiten. Voorts staat tussen partijen vast dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot (in ieder geval) “eind 2001” [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betaald op basis van loonschaal D4. de beoordeling de vordering tot en met 16 augustus 2001 De vordering in reconventie van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betrekking op de periode 1 januari 1999 tot 6 september 2005. Deze vordering is ingesteld bij conclusie van 16 augustus 2006. Gesteld noch gebleken is dat de (gedeeltelijke) verjaring door of namens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voordien op enigerlei wijze is gestuit. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat de rechtsvordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], voor zover deze betrekking heeft op de periode van 1 januari 1999 tot en met 16 augustus 2001 is verjaard (de termijn van artikel 3:308 BW). Dat, zoals door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in laatste instantie is betoogd, 1 maart 2003 als grenstijdstip voor de verjaring zou moeten worden aangehouden is, volstrekt onduidelijk. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft dat verder ook niet gemotiveerd. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] bepleite datum aan te houden. Dit onderdeel van de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal worden afgewezen. de vordering over de periode 16 augustus 2001 tot 1 januari 2002 Tussen partijen is niet in geschil dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in die periode [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] loon heeft uitbetaald conform schaal D4. Voorts is tussen partijen niet in geschil, althans [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft daar onvoldoende verweer tegen gevoerd, dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] sedert 16 november 1998 werkzaam is geweest als nationaal chauffeur en dat hij, gelet op zijn ervaringsjaren, uitgaande van die functie recht zou hebben op loon conform loonschaal D5. Het (overigens door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet betwiste) feit dat hij werkzaamheden verrichtte als regionaal chauffeur doet niet af aan de verplichting van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] het overeengekomen loon dat behoort bij de functie nationaal chauffeur te voldoen. Het staat derhalve vast dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de periode van 16 augustus 2001 tot 1 januari 2002 te weinig loon van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft ontvangen. Desalniettemin is geen aanleiding gezien de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op dit onderdeel toe te wijzen. Onduidelijk is immers gebleven vanaf welk exact moment [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] “eind 2001” loon naar schaal D5 heeft ontvangen. Bovendien heeft er een “nabetaling” van ƒ 366,00 plaatsgevonden door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tussen periode 9 en periode 10. Gesteld noch gebleken is aan welke periode die nabetaling moet worden toegerekend. Al bij al zijn er (veel) te veel onduidelijkheden in de stellingen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ten aanzien van het volgens hem door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te weinig betaalde loon en ten aanzien van de periode waarop dat loon betrekking zou hebben, om de vordering toe te wijzen. Ook te dien aanzien volgt afwijzing bij gebrek aan grondslag. de vordering over de periode van 1 januari 2002 tot “periode 6-2002” [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft in eerste instantie gesteld dat hij voor het eerst sedert “eind 2001” loon betaald kreeg op grond van schaal D5. De juistheid van deze stelling is door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] erkend. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid daarvan. Dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vervolgens zijn stelling bij conclusie van repliek (in reconventie) aanpast en stelt dat hij eerst met ingang van periode “6-2002” van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] loon heeft ontvangen conform loonschaal D5, maakt dit niet anders. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] ontkent dat de wijziging van het loon eerst per “periode 6-2002” heeft plaatgevonden. Het had dan op de weg van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gelegen om nader gemotiveerd en gespecificeerd te stellen en vervolgens te bewijzen, althans te bewijzen aan te bieden, dat hij in deze periode een lager loon ontving. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft evenwel nagelaten een specifiek bewijsaanbod dienaangaande te doen. Voor een toewijzing van de vordering over deze periode bestaat onvoldoende grond en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal zelfs niet tot bewijslevering worden toegelaten. de “periode 6-2002” tot 14 september 2004 [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft nagelaten met betrekking tot deze periode te stellen dat en waarom [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te weinig aan hem uitbetaald zou hebben. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] poneert wel allerlei stellingen die op deze periode betrekking hebben, maar verzuimt daar de conclusie aan te verbinden dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in die periode te weinig aan hem heeft betaald. De enkele en verder dus van geen motivering voorziene verwijzing naar een berekeningsoverzicht waarin ook deze periode is opgenomen en waaruit zou moeten blijken dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] te weinig loon aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft betaald, een stelling die door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] overigens gemotiveerd wordt betwist, kan niet tot toewijzing van de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op dit onderdeel leiden, temeer daar [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] stelt aan haar verplichtingen jegens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te hebben voldaan. Voor zover de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] betrekking heeft op deze periode zal deze (eveneens) als niet of onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. de vordering over de periode van 14 september 2004 tot 1 augustus 2005 Ook ten aanzien van deze periode heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] nagelaten verder te onderbouwen waarom [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] volgens hem te weinig aan hem betaald zou hebben. Hij volstaat met de stelling dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] slechts gedeeltelijk aan haar verplichtingen heeft voldaan. Het had wederom op de weg van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gelegen om zijn vordering ten aanzien van deze periode nader te onderbouwen, nu uit de stellingen van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] kan worden afgeleid dat zij van mening is (ruimschoots) aan haar verplichtingen te hebben voldaan. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft bovendien nagelaten op dit punt (naast een voldoende specifiek feitelijk betoog) specifiek bewijs te leveren althans aan te bieden. Ook ten aanzien van deze periode is er derhalve geen aanleiding de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] toe te wijzen. de vordering over de periode van 1 augustus 2005 tot 6 september 2005 Opvallend is dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] in het geheel niet is ingegaan op dit onderdeel van de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft het standpunt ingenomen dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geen vordering heeft ingesteld vanaf 17 juli 2005. Van dit evident onjuiste standpunt is [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verder niet meer teruggekomen. Wel heeft zij erkend de loonbetaling aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met ingang van 1 augustus 2005 te hebben gestaakt, kennelijk omdat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], ondanks verzoeken daartoe van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], geen inzage zou hebben gegeven in de door hem ontvangen loonbetaling van Alert Personeelsdiensten B.V. Een duidelijk verweer tegen de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vanaf 1 augustus 2005, althans tegen de hoogte van die vordering, is hierin niet te lezen. De vordering over deze periode dient niettemin, wegens onbegrijpelijkheid, te worden afgewezen. Enerzijds stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] immers dat hij geen loon heeft ontvangen sedert 1 augustus 2005, anderzijds heeft hij kennelijk toch in die periode (“periode 8”) € 966,24 loon ontvangen (de tweede pagina van de als productie 1 aangeduide bijlage van de conclusie van eis in reconventie). Vervolgens wordt in de door hem opgestelde berekening op de vierde pagina van voornoemde productie vermeld dat hij niets heeft ontvangen. De in “periode 9” door hem als ontvangen geboekte bedragen, zoals op diezelfde vierde pagina vermeld, heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vervolgens later zonder deugdelijke nadere motivering en zonder verandering van zijn eis in reconventie in productie 26 bij zijn laatst genomen conclusie gewijzigd (bladzijde 5). Dit valt niet meer te volgen. De vordering ontbeert aldus de vereiste duidelijkheid en onderbouwing en is niet toewijsbaar. de kerstuitkering 2005 [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt nog recht te hebben op een kerstuitkering van € 624,16 bruto op grond van artikel 15 van de cao. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] erkent de verschuldigdheid van de kerstuitkering, met dien verstande dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] van mening is dat zij slechts kerstuitkering verschuldigd is tot een bedrag van € 468,12 bruto. Zij voert dienaangaande aan dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] “een evenredige aanspraak heeft op de kerstuitkering 2005”. Opvallend is dat beide partijen hebben nagelaten (integraal) een (kopie) van de volgens hen van toepassing zijnde cao over te leggen en toe te lichten waarom die cao hun rechtsverhouding regeert. Een cao met de benaming “Beroepsgoederenvervoer” bestaat niet. Wel heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ten behoeve van de comparitie van 13 september 2007 twee (gekopieerde) pagina’s van de cao beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen 2004 overgelegd. Kennelijk beroept [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich op deze cao. Gesteld noch gebleken is evenwel dat die cao op grond van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst dan wel krachtens de algemeenverbindendverklaring van bepalingen daarvan op hun rechtsverhouding van toepassing is, laat staan dat duidelijk is gemaakt voor welke periode de toepasselijkheid gold. Omtrent lidmaatschap van cao-sluitende partijen of incorporatie in de arbeidsovereenkomst is niets gesteld. Omdat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] evenwel niet heeft bestreden dat voornoemde cao van toepassing is, zal de kantonrechter, ondanks voorgaande bedenkingen, van de toepasselijkheid van de cao beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranten 2004 uitgaan. Ingevolge artikel 15 van voornoemde cao bedraagt de kerstuitkering (vanaf 1 juli 2003) op jaarbasis € 624,16 bruto voor de in loonschaal D ingedeelde werknemer. Hiermee staat vast dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] recht heeft op dit bedrag. Dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] bevoegd zou zijn om een lager bedrag aan kerstuitkering aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te betalen wegens een “evenredige aanspraak” volgt niet rechtstreeks uit dit artikel. Van recht op een evenredig deel van de kerstuitkering is blijkens voornoemd artikel 15 slechts sprake ingeval de werknemer tijdens het jaar in of uit dienst treedt. Van een dergelijke situatie is i.c. evenwel bij [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geen sprake. Overigens heeft [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verzuimd toe te lichten waarom [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] slechts aanspraak zou hebben op een evenredig deel van de kerstuitkering 2005. Nu [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] bovendien niet heeft betwist dat zij aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] geen kerstuitkering 2005 heeft betaald, zal de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op dit onderdeel in haar geheel worden toegewezen. de incassokosten Dit door [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] betwiste onderdeel van de vordering heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] totaal niet onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat hij incassokosten heeft gemaakt en zelfs zijn de eventueel daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden niet (concreet) aangeduid. Voor een toewijzing van de vordering op dit punt bestaat dan ook geen aanleiding. de wettelijke verhoging [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW uitsluitend gevorderd over voornoemde posten. Het niet-tijdig voldoen van het toe te wijzen bedrag van € 624,16 is [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] toe te rekenen. De gevorderde wettelijke verhoging zal derhalve worden toegewezen zonder enige matiging. Een afdoende matigingsgrond is immers niet aangevoerd. de wettelijke rente De wettelijke rente is uitsluitend gevorderd ten aanzien van de hiervoor vermelde onderdelen van de vordering en zal vanaf de datum van verschuldigdheid van de toegewezen onderdelen worden toegewezen. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] is immers vanaf die datum in verzuim. (verrekening van) WW-uitkering [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft uiteindelijk erkend het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gevorderde bedrag van € 1.226,36 bruto verschuldigd te zijn. Dit onderdeel van de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal derhalve worden toegewezen. Omdat ter zake geen wettelijke verhoging of rente is gevorderd, kan deze ook niet worden toegewezen. niet-opgenomen vakantiedagen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft gemotiveerd gesteld dat bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst dertien opgebouwde en niet-opgenomen vakantiedagen resteerden. Hij vordert betaling van loon over die dertien dagen tot een totaalbedrag van € 1.141,92 bruto en stelt dienaangaande dat hij van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] nimmer een eindafrekening heeft gekregen. Het verweer van [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een eindafrekening heeft gekregen en dat [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] aan haar verplichtingen heeft voldaan, is onvoldoende onderbouwd. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft immers verzuimd (een kopie van) de (volgens haar) verstrekte eindafrekening over te leggen en ook niet toegelicht hoe en of daarin vakantierechten zijn afgerekend. Dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] (een deel van) die dertien vakantiedagen zou hebben opgenomen zoals [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] kennelijk heeft willen betogen, blijkt nergens uit. [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] heeft ter onderbouwing van haar stelling weliswaar verwezen naar een e-mailbericht van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van 11 juni 2005 waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] vakantiedagen zou hebben opgenomen van 21 juli 2005 tot en met 31 juli 2005, maar [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] verzuimt daarbij in te gaan op het na 11 juni 2005 namens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verzonden e-mailbericht van 22 juli 2005 en de overige door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] overgelegde correspondentie dienaangaande (productie 30 van conclusie na comparitie). Het moet er derhalve voor worden gehouden dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] inderdaad de door hem gestelde dertien vakantiedagen niet had opgenomen ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst met [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie], terwijl tevens vaststaat dat hij te dier zake geen enkele betaling heeft ontvangen. Nu [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] voor het overige niets heeft aangevoerd tegen de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op dit onderdeel, zal aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een bedrag van € 1.141,92 bruto worden toegewezen. resumerend Toegewezen zal worden de kerstgratificatie ad € 624,16 bruto met de maximale wettelijke verhoging ad € 312,08 bruto alsmede wettelijke rente over voornoemde bedragen. Voorts zal worden toegewezen een bedrag van € 2.368,28 (€ 1.226,36 + € 1.141,92) bruto. Voor het overige wordt de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] afgewezen. de proceskosten Aangezien een substantieel deel van de vordering van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wordt afgewezen, zullen de kosten van dit geding in reconventie worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt. BESLISSING in conventie Wijst de vordering af. Veroordeelt [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] begroot op € 1.000,00 voor salaris gemachtigde. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. in reconventie Veroordeelt [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] tot betaling aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van een bedrag van € 936,24 bruto, met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de respectieve bedragen opeisbaar zijn geworden tot aan de dag van algehele voldoening. Veroordeelt [eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie] voorts tot betaling aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van een bedrag van € 2.368,28 bruto. Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. Wijst het meer of anders gevorderde af. Compenseert de kosten van dit geding in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.