Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7904

Datum uitspraak2009-09-18
Datum gepubliceerd2009-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/093163-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vordering verlenging terbeschikkingstelling. Sprake van gemaximeerde TBS? Verdediging stelt dat uit het opleggende vonnis van de rechtbank niet kan worden afgeleid dat de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling voor onbepaalde tijd heeft willen opleggen omdat de rechtbank in haar vonnis niet rept over de lichamelijke integriteit van personen. Derhalve is naar het standpunt van de verdediging sprake van gemaximeerde TBS en dient het OM niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, althans te worden afgewezen. Bij beoordeling of sprake is gemaximeerde TBS dient, indien niet expliciet overwogen, gekeken te worden naar de concrete omstandigheden van het geval en de strekking van het opleggende vonnis in het geheel. I.c. sprake van geweldscomponent in bewezenverklaarde feiten. TBS niet gemaximeerd.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector strafrecht Meervoudige raadkamer Parketnummer : 05/093163-02 Datum zitting : 4 september 2009 Datum uitspraak : : 18 september 2009 In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [betrokkene], geboren op : 18 september 1978 te Nijmegen, thans verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. raadsvrouw : mr. J. Steenbrink, kantoorhoudende te Nijmegen. Procedure De raadkamer heeft kennis genomen van de op 27 juli 2009 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement van dezelfde datum, welke vordering strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar van de door de rechtbank Arnhem bij vonnis van 15 juli 2003 opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met betrekking tot voornoemde [betrokkene]. De raadkamer heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder een adviesrapport van FPC Veldzicht, d.d. 7 juli 2009, waarin wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen en de wettelijke aantekeningen als bedoeld in artikel 509o, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Voorts heeft de raadkamer kennis genomen van een rapport van psychiatrisch onderzoek, d.d. 28 juni 2009, opgemaakt door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater en een rapport van psychologisch onderzoek, d.d. 28 mei 2009, opgemaakt door drs. J.P. Pauw, klinisch psycholoog. In deze rapporten wordt eveneens geadviseerd de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen. In raadkamer van 4 september 2009 zijn gehoord: - de terbeschikkinggestelde, hierna te noemen betrokkene; - zijn raadsvrouw, mr. J. Steenbrink voornoemd; - de getuige-deskundige drs. J.G.M. de Natris, psycholoog en behandelingscoördinator verbonden aan het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht; en - de officier van justitie. De getuige-deskundige drs. J.G.M. de Natris heeft het verlengingsadvies van FPC Veldzicht toegelicht. De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en daarbij gepersisteerd. Bij repliek heeft zij zich op het standpunt gesteld dat er in dit geval geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, nu de maatregel terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank heeft dit in haar vonnis impliciet gemotiveerd. De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, althans dat die vordering dient te worden afgewezen. De raadsvrouw heeft hiertoe gesteld dat uit de motivering van het opleggende vonnis van de rechtbank Arnhem, d.d. 15 juli 2003, met parketnummer 05/093163-02, niet kan worden afgeleid dat de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling voor onbepaalde tijd heeft willen opleggen omdat de rechtbank in haar vonnis niet rept over de lichamelijke integriteit van personen. De bewezenverklaarde feiten zijn daarnaast naar het standpunt van de verdediging niet zonder meer te beschouwen als misdrijven gericht tegen de lichamelijke integriteit. De raadsvrouw komt hiertoe door te verwijzen naar het gegeven dat de feiten zoals bewezenverklaard staan in de titel XXII ‘diefstal en stroperij’ en niet in bijvoorbeeld de titel XVIII ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. Derhalve betreft het in het onderhavige geval een zogenaamde gemaximeerde terbeschikkingstelling. Nu deze terbeschikkingstelling reeds meer dan vier jaren heeft geduurd, en derhalve de maximale duur van de maatregel is bereikt, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, althans dient deze te worden afgewezen. Overwegingen Met betrekking tot het standpunt van de verdediging overweegt de raadkamer als volgt. De rechtbank heeft in voornoemd vonnis betrokkene veroordeeld voor een vijftal feiten. Eén feit is gekwalificeerd als diefstal, gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen. Een tweede feit is gekwalificeerd als diefstal, gevolgd door geweld tegen personen. In de motivering van de sanctie heeft de rechtbank onder meer in haar vonnis overwogen dat betrokkene een lange voorgeschiedenis heeft met betrekking tot criminaliteit en agressie. Tot de aan verdachte tenlastegelegde feiten onder voornoemd parketnummer was er geen sprake van agressie bij de vermogensdelicten. ‘Nu dat wel het geval is geweest is dat gedrag ook in relatie tot de diefstallen getriggerd en is de kans op hernieuwde agressie groot’, overweegt de rechtbank in haar vonnis. Voorts overweegt de rechtbank: ‘Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de feiten in aanmerking nemend de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist’. De maatregel terbeschikkingstelling wordt door de rechtbank voorts gegrond op de door betrokkene begane misdrijven, welke behoren tot één der misdrijven genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht. Er dient in het onderhavige geval, ten behoeve van de verlenging van terbeschikkingstelling van betrokkene, te worden vastgesteld of de maatregel is opgelegd ter zake een ‘geweldsmisdrijf’, een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Is dat het geval dan is de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd en kan die worden verlengd ex artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Is dit niet het geval dan is de terbeschikkingstelling van betrokkene gemaximeerd tot vier jaren, zoals de raadsvrouw heeft betoogd. Of sprake is van een ‘geweldsmisdrijf’ ex artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Het begrip ‘geweldsmisdrijf’ is naar het oordeel van de raadkamer in casu van toepassing op de delicten waarvoor betrokkene is veroordeeld. De geweldscomponent in twee van de bewezenverklaarde delicten bestond uit slaan, stompen en/of schoppen. De raadkamer is van oordeel dat het vonnis in zijn geheel dient te worden beschouwd en oordeelt dat uit het vonnis zonder meer is af te leiden dat de maatregel terbeschikkingstelling van betrokkene terzake van – onder meer – geweldsmisdrijven is opgelegd. Er is dus impliciet sprake van de in artikel 359 lid 7 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde overweging, al ware het wenselijk geweest dat er een expliciete overweging zou zijn opgenomen in het vonnis. Dit betekent dat er in de onderhavige zaak geen sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat verlenging van de terbeschikkingstelling mogelijk is. De raadkamer heeft kennis genomen van het verlengingsadvies van FPC Veldzicht voornoemd, d.d. 7 juli 2009. In dit advies wordt –onder meer– het volgende geconcludeerd: (...) Diagnostiek en classificatie Beschrijvende diagnostiek Patiënt is een zwakbegaafde jongeman die in zijn jeugd ernstig emotioneel en pedagogisch is verwaarloosd en meerdere traumatische ervaringen heeft meegemaakt. Dit heeft geleid tot basale gevoelens van angst en wantrouwen en een zeer negatief zelfbeeld. Al op jonge leeftijd ontstonden er gedragsproblemen, zocht patiënt zijn heil in de drugsscene en kwam hij in toenemende mate in aanraking met politie en justitie. Qua classificatie kan er gesproken worden van zwakbegaafdheid, ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende trekken, een posttraumatische stressstoornis en forse verslavingsproblematiek. (...) Delictgevaarlijkheid Voor patiënt is de kans op gewelddadig gedrag ingeschat op grond van de situatie tot en met 28-06-2007. In het verleden, heden en de toekomst komen veel risicofactoren voor die samenhangen met toekomstig gewelddadig gedrag. Patiënt heeft een ernstig belast verleden: antisociale persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, hij is opgegroeid in instabiele, wisselende thuismilieus en heeft problemen op alle levensgebieden. Patiënt is zwakbegaafd en toont een sterke impulsiviteit in stemming en gedrag, ook in het heden. Voornemens van patiënt om zich in te zetten voor behandeling mislukken tot nu toe keer op keer. Periodes van optimisme en inzet worden afgewisseld door periodes van negativiteit, passiviteit en agressie. Patiënt is een beïnvloedbare man, gevoelig voor omgevingsinvloeden, gericht op directe behoeftebevrediging. Patiënt zal hierdoor veel stress ervaren. Een gezond ondersteunend extern sociaal netwerk ontbreekt. Zonder begeleiding en toekomst zal patiënt snel vervallen tot druggebruik en crimineel gedrag. De kans op conflicten en agressief gedrag neemt eveneens toe. Ook binnen de kliniek is de kans op agressief gedrag aanwezig. Advies Patiënt is een ernstig beschadigde jongeman met forse problematiek, bij wie de behandeling de afgelopen jaren zeer wisselend is verlopen. (...) Gebleken is dat patiënt veel structuur en begeleiding nodig heeft om de vele prikkels te kunnen reguleren. Bij onvoldoende overzicht en/of spanningen zien we een man die snel imponerend gedrag en agressie laat zien, wat op een reguliere behandelafdeling niet te handhaven is. Met deze reden is er weer een ICU-indicatie voor patiënt aangevraagd en staat hij op de wachtlijst om geplaatst te worden op een van de Intensieve Zorgafdelingen. De hoop is dat patiënt daar weer kan stabiliseren en zijn behandeling kan voortzetten. Belangrijke onderdelen in zijn behandeling zijn beheersing van agressie en drugsvrij blijven, wat voor patiënt niet makkelijk is en waarbij nog lange tijd training, oefening, structuur en ondersteuning nodig is binnen een beveiligde setting, om risico's binnen de perken te houden. Geadviseerd wordt daarom de TBS met twee jaar te verlengen. (...) De raadkamer heeft voorts kennis genomen van het psychiatrisch rapport, opgemaakt door dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, d.d. 28 juni 2009. In dit rapport wordt –onder meer– het volgende geconcludeerd: (...) VII. Differentiaal diagnostische overwegingen Er bestaat bij betrokkene primair een verstandelijk handicap, die ook als zodanig geclassificeerd kan worden. Betrokkene valt binnen de criteria van de debiliteit. Daarnaast is er bij betrokkene een ernstige polyverslavingsziekte, die zeker ook mede familiair bepaald lijkt te zijn. Deze verslavingsziekte stuurt voor een groot deel zijn leven en zijn handelen. De verslavingsziekte lijkt ook in sterk verband gestaan te hebben met alle feiten, die bij elkaar opgeteld uiteindelijk ook geleid hebben tot het opleggen van de TBS. Als zodanig moet ook volgens de DSM geclassificeerd worden, namelijk: polydrugsafhankelijkheid. Dan toont de persoonlijkheidsstructuur van betrokkene een onvermogen om impulsen te reguleren op een zodanige manier dat dit zijn leven verregaand ontregelt. De criteria van een persoonlijkheidsstoornis in het domein van de impulsgedreven persoonlijkheidsstoornissen worden daarbij overschreden. Zo kan ook geclassificeerd worden als: persoonlijkheidsstoornis, cluster b. (...) IX. Forensisch psychiatrische overwegingen Aan het eind van de differentiaal diagnostische paragraaf is al aangegeven dat betrokkene een man is met een impulsieve ongedurige manier van doen, die hem eigenlijk al vanaf zijn kleuterschooltijd in allerlei instituties heeft gebracht. Mogelijk hiermee samenhangend is een hele grote verslavingsneiging. Betrokkene heeft in de loop van zijn leven zeer vele delicten gepleegd, waaronder een forse reeks geweldsdelicten. Dat het uiteindelijk de serie delicten is geweest welke hem nu tot de TBS heeft gebracht, lijkt min of meer toeval. Het gevaar bij betrokkene op regelbrekend gedrag is ook niet zozeer te koppelen aan deze laatste (voornamelijk door vermogenscriminaliteit getypeerde) delicten, maar vindt vooral zijn grootste risicoparameter in de grote reeks geweldsdelicten die eerder vooraf ging van velerlei aard. Een gestructureerde risicotaxatie met de HKT-30 laat dan ook een hoog risico zien, een hoog risico zonder strak toezicht, maar zo blijkt ook in de gang door de klinieken, ook nog zelfs binnen een kliniek. De onmacht die betrokkene zijn hele leven ten toon spreidt om zijn impulsen te reguleren, lijkt alleen iets minder te zijn in zeer sterk gestructureerde omgevingen. In Veldzicht ging het aanvankelijk op een zeer intensieve afdeling wel goed. Dit lijkt te bewijzen dat betrokkene hiervan feitelijk afhankelijk blijft. In de door collega Moonen verstrekte verslaglegging van het neuropsychologisch onderzoek in Hoeve Boschoord is terug te vinden dat betrokkene dit zelf ook wel lijkt te weten, namelijk dat hij deze structuur nodig heeft, wanneer hij tot twee keer toe blijkt te hebben opgemerkt dat de TBS hem heeft gered. Het is dus weinig verrassend dat de conclusie van dit onderzoek moet zijn dat de TBS moet worden verlegd en wel met de maximale periode van twee jaar. (...) X. Beantwoording der gestelde vragen 1. De aan betrokkene opgelegde TBS dient te worden verlengd. 2. Dit dient te geschieden met twee jaar. 3. Voor wat betreft risicomanagement en behandeling is het volgende nog te adviseren. Bij betrokkene blijkt eigenlijk nog steeds een forse delictgevaarlijkheid aanwezig en ook lijken interventiemogelijkheden uitgeput. (...) De raadkamer heeft verder kennis genomen van het psychologisch rapport, opgemaakt door drs. J.P.P. Pauw, klinisch psycholoog, d.d. 28 mei 2009. In dit rapport wordt –onder meer– het volgende geconcludeerd: (...) Diagnostische overwegingen en classificatie. Samenvattend kom ik op basis van de onderzoeksgesprekken, het dossier, het (beperkte) testonderzoek en observatie tot de conclusie dat we te maken hebben met een zwakbegaafde man die op een onrustige, drukke wijze zijn weg zoekt. (...) Mijns inziens kan er gesproken worden van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en ontwijkende trekken. Zijn harddrugsgebruik en de daarbij horende leefwijze hebben waarschijnlijk in sterke mate bijgedragen aan secundaire psychopatisering van betrokkene. Inzicht in zichzelf is gering, probleembesef is enigszins aanwezig. Impulscontrole is slecht ontwikkeld, grensoverschrijdend gedrag, met name verbaal, agressief en dreigend gedrag, ligt op de loer. Zijn frustratietolerantie is gering. Er is sprake van een gering gevoel van eigenwaarde. Voor een bevredigend functioneren heeft betrokkene veel externe structuur en begeleiding nodig. (...) VI. Beantwoording van de vragen. 1. Dient de aan betrokkene opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling te worden verlengd? Ja, op grond van bovenstaande zal duidelijk zijn dat de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd. 2. Zo ja, dient dit met twee of met één jaar te gebeuren en, indien met één jaar, dient het bevel tot verpleging gecontinueerd te worden of adviseert u om dit voorwaardelijk te beëindigen? Gezien de moeizame ontwikkeling van een behandelrelatie en de ambivalente motivering van betrokkene m.b.t. het behandelen zal het eventuele behandelproces nog geruime tijd in beslag nemen en is een verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met twee jaar voor de hand liggend. 3. Tot welke opmerkingen aangaande risicomanagement of behandeling geeft het onderzoek u verder nog aanleiding? Zoals gezegd functioneert betrokkene heel kwetsbaar met een voortdurende kans op grensoverschrijdend gedrag; zonder een sterke externe structurering en begeleiding redt hij het op dit moment zeker niet. Zijn vooruitzichten zijn somber, zonder zijn drugsgebruik is hij niet in staat enigszins stabiel te functioneren. Om zijn verslavingsproblematiek onder controle te krijgen zal veel inspanning van hem zelf en zijn omgeving worden gevraagd. En dan te bedenken dat zijn verslaving slechts een onderdeel is van zijn veel complexere totale problematiek. (...) De raadkamer neemt voormelde conclusies over en maakt die tot de hare. De raadkamer is van oordeel dat op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en op grond van de omstandigheid dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en), de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verlenging van de maatregel vereist is en wel met een periode van 2 (twee) jaar. De raadkamer zal dan ook beslissen als hierna te melden en neemt daarbij de desbetreffende wetsartikelen in aanmerking. BESLISSING: Verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] voornoemd met 2 (twee) jaar. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door: mrs. V. van der Kuil als voorzitter, A.M. van Gorp en H.T. Wagenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Hof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 september 2009.