Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7948

Datum uitspraak2009-09-17
Datum gepubliceerd2009-09-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 09/5206
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verkeersbesluit van het college van B&W van de gemeente Katwijk afgewezen. Verweerder heeft de noodzaak om het onderhavige verkeersbesluit te nemen afdoende toegelicht.


Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Afdeling 3 Reg.nr.: AWB 09/5206 BESLU UITSPRAAK ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster], wonende te Katwijk, verzoekster, gemachtigde [gemachtigde], ter zake van het besluit van 28 juli 2009 van het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder, waarbij is besloten dat - de Westerbaan te Katwijk op 26 augustus 2009 zal worden afgesloten voor alle verkeer tussen de rotonde Westerbaan-Parnassia en de rotonde Westerbaan-Zeewinde; - de tijdelijke noodweg tussen de rotonde Westerbaan-Parnassia naar de Cantineweg aan de zijde van de Cantineweg eveneens wordt afgesloten; - de afsluitingen deugdelijk zullen zijn en onder andere bestaan uit hekconstructies overeenkomstig model BB15-2 (rood-wit hekwerk in reflecterende uitvoering). Tegen dit besluit heeft verzoekster bij verweerder bezwaar gemaakt. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is op 10 september 2009 ter zitting behandeld. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [A], drs. [B] en [C]. I OVERWEGINGEN 1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden. 2.1.1 Bij besluit van 5 april 1994 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan het op 26 augustus 1993 door de raad van de gemeente Katwijk vastgestelde bestemmingsplan Zanderij Westerbaan. Onderdeel van dit bestemmingsplan was de aansluiting van de Westerbaan, destijds de Verlengde Laan van Nieuw Zuid genoemd, op de Meeuwenlaan. 2.1.2 Bij uitspraak van 23 juli 1996, nr. E01.94.0191, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het besluit van 5 april 1994, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming “Verkeersdoeleinden B (stedelijke hoofdweg)” in het noordwesten van het plangebied, welk plandeel is aangegeven op een aan die uitspraak gehechte, gewaarmerkte kaart, vernietigd. 2.2.1 Bij besluit van 25 augustus 2004 heeft verweerder, gelet op het bepaalde in de artikelen 17 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor maximaal 4 jaar vrijstelling verleend van het bestemmingsplan ‘Koestal Overduin’ voor het tijdelijk gebruik van de Cantineweg als hoofdontsluitingsweg. 2.2.2 Bij besluit van 11 augustus 2008 heeft verweerder de vrijstelling verlengd. 2.2.3 Bij besluit van 17 september 2008 heeft verweerder het besluit van 11 augustus 2008 ingetrokken omdat ten onrechte er vanuit is gegaan dat geen zienswijzen waren ontvangen. Besloten is, met inachtneming van de ingediende zienswijzen, de tijdelijke vrijstelling te verlengen met maximaal één jaar tot 25 augustus 2009. 2.3.1 Bij brief van 24 juni 2009 heeft verweerder verzoekster nader geïnformeerd over een tijdelijke wijziging in de verkeerssituatie in en rond de wijk Zanderij-Westerbaan. 2.3.2 Bij brief van 23 juli 2009 heeft verzoekster tegen deze brief bezwaar gemaakt. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. 2.3.3 Op 28 juli 2009 heeft verweerder een verkeersbesluit genomen, waarbij is besloten dat - de Westerbaan te Katwijk op 26 augustus 2009 zal worden afgesloten voor alle verkeer tussen de rotonde Westerbaan-Parnassia en de rotonde Westerbaan-Zeewinde; - de tijdelijke noodweg tussen de rotonde Westerbaan-Parnassia naar de Cantineweg aan de zijde van de Cantineweg eveneens wordt afgesloten; - de afsluitingen deugdelijk zullen zijn en onder andere bestaan uit hekconstructies overeenkomstig model BB15-2 (rood-wit hekwerk in reflecterende uitvoering). 2.3.4 Bij brief van 30 juli 2009 heeft de Onafhankelijke Adviescommissie (hierna: de commissie) voor de behandeling van bezwaarschriften verzoekster medegedeeld dat de brief van 24 juni 2009 geen besluit is. Deze brief is een informatiebrief aan de bewoners van de wijk Zanderij. Op 28 juli 2009 is een verkeersbesluit genomen en de commissie gaat er van uit dat het bezwaar gericht is tegen dit besluit. 2.3.5 Bij brief van 3 augustus 2009 heeft verzoekster de voorzieningenrechter medegedeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening zich ook richt tegen het besluit van 28 juli 2009. 3. Verzoekster heeft onder meer aangevoerd dat zij woonachtig is aan [straat] te Katwijk en dat haar achtertuin en erf grenst aan Zilverschoon. Zij verwacht dat het aantal verkeersbewegingen in de straat en de wijk aanzienlijk zal toenemen, waardoor de verkeersveiligheid in de wijk en de straat niet langer gewaarborgd is. Daarbij komt dat zich aan Zilverschoon, een 30 km-weg, een speeltuin en een school bevindt. Volgens metingen van de gemeente wordt hier al veel te hard gereden (meer dan 55% rijdt te hard). De weg is niet als 30 km-weg ingericht. Er ontbreken adequate snelheidsbeperkende maatregelen. Verzoekster stelt dat de reden voor het verkeersbesluit is dat de vrijstellingstermijn van vijf jaar is verstreken. Er heeft geen verkeerskundige beoordeling aan het besluit ten grondslag gelegen. Voorts is aangevoerd dat niet is gebleken dat verweerder de grenswaarden met betrekking tot luchtkwaliteit in acht heeft genomen of daarnaar onderzoek heeft gedaan. 4.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kunnen verkeersmaatregelen worden genomen die strekken tot: a. het verzekeren van de veiligheid op de weg; b. het beschermen van weggebruikers en passagiers; c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer. Ingevolge artikel 2, tweede lid, onder a, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer. 4.2 Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 - voor zover hier van belang - geschiedt de plaatsing van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit. Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) dienen verkeersbesluiten met redenen te zijn omkleed, waarbij in ieder geval wordt aangegeven welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij dient te worden aangegeven welke van de in onder meer artikel 2, eerste lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. 5.1 Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat het verzoek om een voorlopige voorziening thans alleen is gericht tegen het verkeersbesluit van 28 juli 2009. 5.2 Niet in geschil is dat de maximum termijn voor het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan ‘Koestal Overduin’ voor het tijdelijk gebruik van de Cantineweg als hoofdontsluitingsweg op grond van het destijds van toepassing zijnde artikel 17 van de WRO per 26 augustus 2009 is verstreken. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van verweerder dat dit een vaststaand feit is, dat de aanleiding heeft gevormd voor het nemen van het onderhavige verkeersbesluit. Het verkeersbesluit heeft in zich dat, gelet op voornoemd feit, de in artikel 2, eerste lid, van de WVW 1994 neergelegde doelen, waarvan met name de verkeersveiligheid, daaraan ten grondslag zijn gelegd. Verweerder heeft immers overwogen dat het verkeer zonder aanvullende maatregelen volledig zou uitwijken naar de route via Parnassia en Zilverschoon, waardoor deze straten extra veel verkeer te verwerken zouden krijgen. Parnassia en Zilverschoon zijn erftoegangswegen (30 km gebied) met relatief veel spelende kinderen. Deze wegen zijn niet geschikt voor het verwerken van te grote aantallen verkeersbewegingen. Bijkomende aspecten voor wat betreft Zilverschoon zijn de hoeveelheid fietsers en voetgangers, alsmede de toegang tot de speeltuin aan die zijde. Om redenen van verkeersveiligheid heeft verweerder besloten ook het deel van de Westerbaan gelegen tussen Parnassia en Zilverschoon af te sluiten. 5.3 Verweerder heeft ter zitting verklaard waarom de procedures sinds de uitspraak van de Afdeling van 23 juli 1996 traag zijn verlopen. In 1998 is een integraal verkeers- en vervoersplan vastgesteld. Voorts is aanvullend onderzoek gedaan in het kader van de Natuurbeschermingswet en naar de flora en fauna. Er is een nieuw tracé uitgedacht en de procedure kon worden gestart. In 2005 werden de ontwikkelingen doorkruist door een ontwerp-aanwijzingsbesluit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in het kader van Natura 2000. Verweerder was er van op de hoogte dat er een aanwijzingsbesluit in het kader van Natura 2000 zou komen, maar ging er daarbij van uit dat de grenzen van het gebied in het kader van Natura 2000 dezelfde zouden zijn als bij het oude natuurmonument. Verweerder meende dan ook dat de vrijstellingstermijn voor de Cantineweg voldoende zou zijn om het tracé Westerbaan te kunnen realiseren. Dit is ook de reden geweest waarom niet is geopteerd voor wijziging van het betreffende bestemmings-plan voor een deel van de Cantineweg. Tijdens gesprekken met het Ministerie van LNV is echter gebleken dat de grenzen van het gebied zouden worden opgerekt richting de bebouwing. Dit heeft verweerder overvallen omdat hiervan in het voortraject niet was gebleken. Het definitieve aanwijzingsbesluit zal volgens het Ministerie van LNV naar verwachting medio 2010 worden genomen, aldus verweerder. De voorzieningenrechter overweegt dat verweerder hiermee afdoende de noodzaak om het onderhavige verkeersbesluit te nemen heeft toegelicht. Duidelijk is dat verweerder een andere verkeerssituatie – voltooiing van het tracé Westerbaan – voor ogen heeft gestaan op het moment van beëindiging van de hiervoor genoemde vrijstelling, doch dat verweerder er, ondanks inspanningen daartoe, niet in is geslaagd dit tracé tijdig te realiseren, waardoor hij zich genoodzaakt zag het onderhavige verkeersbesluit te nemen. 5.4 Ter zitting heeft verzoekster betoogd dat al jaren te hard wordt gereden in de wijk en dat zij hiertegen actie probeert te voeren. Met nadruk stelt zij dat adequate snelheidsbeperkende maatregelen ontbreken. Niet betwist is dat de verkeersdrukte toe neemt door het onderhavige verkeersbesluit. De voorzieningenrechter acht de ter zitting gegeven verklaring van verweerder, dat in de beginfase na het verkeersbesluit sprake is van zoekend verkeer en dat uit kentekenonderzoek inmiddels is gebleken dat het doorgaand verkeer door de wijk afneemt en dat het drukker is geworden op de Zeeweg, plausibel. Voor zover verzoekster het, blijkbaar sinds jaren, niet eens is met de inrichting van de wegen in de wijk, overweegt de voorzieningenrechter dat dit los staat van het onderhavige verkeersbesluit. 5.5 Voor zover verzoekster verwijst naar de belangen van anderen, overweegt de voorzieningenrechter dat in de onderhavige procedure slechts de belangen van verzoekster ter beoordeling staan. 5.6 Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd omtrent de luchtkwaliteit kan geen doel treffen. De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 5.16, tweede lid, van de Wet milieubeheer niet volgt dat voor het nemen van een verkeersbesluit een onderzoek naar de luchtkwaliteit is benodigd (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2009, nr. 200806111/1, LJN: BJ2650). 5.7 Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet met zich dat verweerder niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. 6. Het verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. 7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. II BESLISSING De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Aldus vastgesteld door mr. C. Fetter, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van de griffier A.J. Faasse - van Rossum. De griffier is verhinderd te ondertekenen. Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2009. RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.