Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7952

Datum uitspraak2009-09-17
Datum gepubliceerd2009-09-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers24-000744-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is ter zake van bedreiging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen.


Uitspraak

Parketnummer: 24-000744-06 Parketnummer eerste aanleg: 07-400239-04 Arrest van 17 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 maart 2005 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [1961] te [geboorteplaats], thans verblijvende in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.M. Maanicus, advocaat te Utrecht. Het vonnis waarvan beroep De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel opgelegd, alsmede op een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken, alsmede de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij zal toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat: 1. hij op of omstreeks 12 januari 2004 te [plaats] opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [benadeelde], parketwachter bij de regiopolitie IJsselland, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, die [benadeelde] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vieze vuile Kankerhoer, teef, kutwijf en/of Dan spuug ik je in je bek", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of (vervolgens) die [benadeelde] vol in het gezicht heeft gespuugd; 2. hij op of omstreeks 12 januari 2004 te [plaats], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, een of meermalen in het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 12 januari 2004 te [plaats] opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [benadeelde], parketwachter bij de regiopolitie IJsselland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Vieze vuile kankerhoer, teef, kutwijf en Dan spuug ik je in je bek" en (vervolgens) die [benadeelde] vol in het gezicht heeft gespuugd; 2. hij op 12 januari 2004 te [plaats], opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [benadeelde], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, eenmaal in het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven: 1. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening; 2. mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Strafbaarheid Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht. Strafmotivering Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich op 12 januari 2004 schuldig gemaakt aan belediging en mishandeling van een ambtenaar, te weten een parketwachter. Verdachte heeft aangeefster beledigd met de woorden "Vieze vuile kankerhoer, teef, kutwijf en Dan spuug ik je in je bek", en non-verbaal door die aangeefster in het gezicht te spugen. Vervolgens heeft verdachte aangeefster in het gezicht geslagen, waardoor zij letsel en pijn heeft ondervonden. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Het hof houdt bij de straftoemeting rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 16 juni 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. In beginsel rechtvaardigt het voorgaande het opleggen van een vrijheidsstraf in de vorm van gevangenisstraf. Het hof zal - mede gelet op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de ouderdom van de bewezenverklaarde feiten - deze straf voorwaardelijk opleggen. Benadeelde partij Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. De benadeelde partij heeft de immateriële schade begroot op € 250,--. Tegenover de onderbouwde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte aangevoerd, dat er sprake is van eigen schuld. Dit verweer staat aan toewijzing van de vordering niet in de weg. Indien en voor zover al sprake zou zijn geweest van eigen schuld aan de zijde van benadeelde, dan nog valt deze in het niet bij het volstrekt disproportionele en gewelddadige antwoord daarop van de zijde van verdachte. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar nu voldoende is komen vast te staan dat door de bewezen verklaarde feiten aan het slachtoffer schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden. Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken. Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. Toepassing van wetsartikelen Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand; beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt; wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], domicilie kiezende te [plaats] aan de [adres] tot een bedrag van tweehonderdvijftig euro; veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweehonderdvijftig euro ten behoeve van het slachtoffer, domicilie kiezende te [plaats] aan de [adres]; beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt; bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen. Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Anjewierden voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. -