Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7957

Datum uitspraak2009-09-17
Datum gepubliceerd2009-09-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/670210-09 (promis)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gevangenisstraf en klinische verslavingsbehandeling voor poging tot zware mishandeling


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/670210-09 (promis) datum uitspraak: 17 september 2009 op tegenspraak raadsman: mr. F.H. Kappelhof V O N N I S van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [woonplaats] [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans preventief gedetineerd in []. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2009. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd: dat hij op of omstreeks 20 mei 2009, in de gemeente Appingedam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, met dat opzet die , terwijl die [aangever] op de bank zat, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken/geslagen/geprikt, waarbij die [aangever] is geraakt in zijn (linker)been en/of (rechter)bovenarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 287 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij op of omstreeks 20 mei 2009, in de gemeente Appingedam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever], terwijl hij op de bank zat, meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken/geslagen/geprikt, waarbij die [aangever] is geraakt in zijn (linker)been en/of (rechter)bovenarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Bewijsvraag Zowel de officier van justitie als de raadsman is van mening dat verdachte bij gebrek aan bewijs ten aanzien van het primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Beiden zijn voorts van mening dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Beoordeling Vrijspraak De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank heeft ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen. - de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd; - een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2009, opgenomen op de pagina’s 56 tot en met 61, van het dossier, nummer 2009049725-1, d.d. 29 mei 2009, van de Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [aangever]; - een schriftelijk stuk d.d. 20 mei 2009, inhoudende een medische verklaring over aangever, opgemaakt door [naam], arts-assistent, opgenomen op pagina 68 van voornoemd dossier; - een proces-verbaal d.d. 21 mei 2009, opgenomen op de pagina’s 79 tot en met 82, van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]. Bewezenverklaring Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 20 mei 2009, in de gemeente Appingedam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangever], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever], terwijl hij op de bank zat, meermalen met een mes heeft gestoken, waarbij die [aangever] is geraakt in zijn linkerbeen en rechterbovenarm, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het feit Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op: Poging tot zware mishandeling. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. Strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische on¬der¬zoeksrapportage d.d. 18 augustus 2009, opgemaakt door C.M. Eelting, psychia¬ter, en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 24 augustus 2009, opgemaakt door J. Buschman, GZ-psycholoog. De conclusie van de psychiatrische onderzoeksrapportage luidt onder meer, zakelijk weergegeven, dat verdachte afhankelijk is van cocaïne en cannabis en dat hij alcohol, XTC en MDMA-poeder misbruikt, hetgeen in zijn adolelescentie heeft gezorgd voor -of in elk geval heeft bijgedragen aan- impulscontrolestoornissen. Verdachte is hierdoor licht verminderd toerekeningsvatbaar. Daarnaast zijn er mogelijk vermijdende en antisociale persoonlijkheidstrekken. De conclusie van de psychologische onderzoeksrapportage luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een affectkille houding tegenover anderen en aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een middelenafhankelijkheid en cognitieve defecten in het korte termijngeheugen en planningsmogelijkheden. Ten gevolge daarvan moet verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Hoewel verschillend onderbouwd, achten beide deskundigen verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. Met de officier van justitie en de raadsman kan de rechtbank zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over. De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafoplegging Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met de reclassering, ook indien dit een klinische behandeling in de verslavingsklinieken van de Verslavingszorg Noord Nederland (verder: VNN) aan de Vondellaan te Groningen en in de Breegweestee te Eelde inhoudt voor een maximale duur van 10 maanden. Standpunt van de verdediging De raadsman heeft aangegeven zich in de strafeis van de officier van justitie te kunnen vinden. Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en de aan¬gaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie. De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Vrijheidsstraf Verdachte heeft onder invloed van alcohol en verschillende soorten drugs aangever in een opwelling of bij wijze van grap met een keukenmes tweemaal in het linker bovenbeen en eenmaal in de rechter bovenarm gestoken. Aangever heeft daardoor onder meer een steekwond van 4 centimeter diep en een steekwond van 5 centimeter diep opgelopen, waarvoor hij op de spoedeisende hulpafdeling van het ziekenhuis moest worden behandeld. Het is niet aan verdachte te danken, dat de fysieke gevolgen voor aangever niet veel ernstiger zijn geweest. De rechtbank rekent verdachte het feit zwaar aan, temeer daar hij in het verleden al meermalen ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld. De rechtbank acht oplegging van een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in beginsel dan ook passend en geboden. Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de vrijheidsstraf in aanmerking de conclusies van voormelde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, dat het bewezenverklaarde aan verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend. Uit de voormelde rapportages blijkt voorts onder meer dat verdachte (gewelds)delicten pleegt onder invloed van middelen. Ter voorkoming van recidive moet verdachte voor zijn verslaving een langdurige klinische behandeling ondergaan. Door de VNN wordt in het rapport van 3 september 2009 geadviseerd om verdachte binnen het kader van reclasseringstoezicht op te laten nemen en te behandelen op de jongerenafdeling van de Vondellaan te Groningen voor een periode van 4 weken en aansluitend in de Breegweestee te Eelde voor een periode van 9 maanden. Blijkens voornoemd psychiatrisch rapport zou daar naast de verslaving van verdachte ook een eventueel onderliggende persoonlijkheidspathologie kunnen worden behandeld. Verdachte heeft zich ter terechtzitting gemotiveerd en bereid getoond een dergelijke klinische behandeling te ondergaan. De rechtbank zal daarom een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen en zal daaraan de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact verbinden, inhoudende dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de reclassering, de VNN, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Deze aanwijzing kan ook inhouden dat verdachte zich voor een periode van maximaal 10 maanden zal laten opnemen in de kliniek van de VNN aan de Vondellaan te Groningen en aansluitend in de Breegweestee te Eelde. Onttrekking aan het verkeer De officier van justitie heeft gevorderd dat het inbeslaggenomen mes waarmee het feit is begaan, zal worden verbeurd verklaard. De raadsman heeft zich niet over deze vordering uitgelaten, omdat het mes niet aan de verdachte toebehoort. De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, dat aan een ander dan verdachte toebehoort, te weten een aardappelschilmesje afkomstig uit het messenblok in de keuken van de woning aan de D. Nanningstraat 8 A te Appingedam, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, op basis van de wettelijke bepalingen moet worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang. Verder is uit het onderzoek op de terechtzitting gebleken, dat met behulp van dit voorwerp het feit is begaan. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - verklaart het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar. - verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. - verklaart het subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht. Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde: - de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de reclassering, de Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde. De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich voor een periode van maximaal 10 maanden zal laten opnemen in de kliniek van de Verslavingszorg Noord Nederland aan de Vondellaan te Groningen en aansluitend in de Breegweestee te Eelde. Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 18 oktober 2009. Verklaart onttrokken aan het verkeer: een aardappelschilmesje afkomstig uit het messenblok in de keuken van de woning aan de [adres]. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.J. Bastin, voorzitter, H.L. Stuiver en G. Laman, in tegenwoordigheid van W. Brandsma, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2009.