Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ7964

Datum uitspraak2009-09-17
Datum gepubliceerd2009-09-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-002608-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Opheffing voorlopige hechtenis i.v.m. Richtlijn vorderen ISD-maatregel.


Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam zitting houdende te Arnhem pkn: 21-002608-08 - 13 Het gerechtshof heeft te beslissen op een verzoek, vervat in een verzoekschrift van 7 september 2009, ingekomen ter griffie van het hof op 7 september 2009, namens de verdachte, [naam verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], verblijvende in het huis van bewaring te Nieuwegein, tot opheffing van het tegen die verdachte rechtens gegeven en nog van kracht zijnde bevel tot voortduren van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft gehoord in raadkamer van heden de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam] OVERWEGINGEN: Bij arrest van 24 november 2008 van dit hof is de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD). Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld, op welk beroep nog niet door de Hoge Raad is beslist. De raadsman baseert het verzoek tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis op het arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2009, LJN BH9943. Uit dat arrest volgt dat het openbaar ministerie en in diens voetspoor de rechter in hoge mate gebonden is aan de Richtlijn voor strafvordering die geldt voor het vorderen van de ISD-maatregel. In het onderhavige geval zou volgens de raadsman in strijd met die Richtlijn een ISD-maatregel zijn gevorderd, met als gevolg dat het hof die maatregel niet had mogen opleggen. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat de onderhavige oplegging van de ISD-maatregel niet zonder meer vergelijkbaar is met het geval dat speelde in het boven aangehaalde arrest van de Hoge Raad. Niettemin acht het hof de mogelijkheid dat de oplegging van de maatregel ook in het onderhavige geval door de Hoge Raad in strijd met het recht geoordeeld zal worden niet te zijn uitgesloten. Bij deze stand van zaken zal het hof, gelet op artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering de voorlopige hechtenis opheffen. Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 67a en 69 van het Wetboek van Strafvordering. BESLISSING: Het hof heft op de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden. Aldus gegeven op 17 september 2009 door mr A.W.M. Elders, voorzitter, mr A.E. Harteveld en mr G.C. Gillissen, raadsheren, in tegenwoordigheid van J. Jansen, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.