Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ8081

Datum uitspraak2009-09-17
Datum gepubliceerd2009-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810087-09
Statusgepubliceerd


Indicatie

promis / voorbereidingshandelingen


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Sector straf Parketnummer : 14.810087-09 (P) Datum uitspraak : 17 september 2009 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende [adres] te [postcode en woonplaats]. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2009 en 3 september 2009. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. F.S. Cuperus, advocaat te Hoorn, en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd dat 1. hij op of omstreeks 19 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende een geldbedrag en/of één of meer pasje(s) en/of een rijbewijs en/of een paspoort) en/of een (mobiele) telefoon (merk Samsung, type L310), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die woning is/zijn binnengedrongen en/of (vervolgens) dat hij/zij die [slachtoffer 1] (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer 1] (enige) tijd (stevig) heeft/hebben vastgehouden en/of die [slachtoffer 1] (met kracht) één of meerma(a)l(en) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of een vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of die [slachtoffer 1] dreigend heeft/hebben toegevoegd: "Waar is je vader, waar is de kluis met geld?", althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking; 2. primair hij op of omstreeks 22 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar die winkel is toegegaan en/of (vervolgens) heeft/hebben hij/zij zich (enige tijd) bij, althans in de (onmiddellijke) nabijheid van, die winkel opgehouden en/of heeft/hebben hij en/of (één van) zijn mededadere(s) aldaar één of meerma(a)l(en) aangebeld en/of die [slachtoffer 2] aangesproken en/of tegen de ramen getikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. subsidiair [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] op of omstreeks 22 februari 2009 in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of hem, verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met elkaar, althans één van hen, naar die winkel is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) heeft/hebben hij/zij zich (enige tijd) bij, althans in de (onmiddellijke) nabijheid van, die winkel opgehouden en/of heeft/hebben hij/zij aldaar één of meerma(a)l(en) aangebeld en/of die [slachtoffer 2] aangesproken en/of tegen de ramen getikt, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid, bij en/of tot het plegen van welk(e) (poging tot) misdrijf verdachte op of omstreeks 22 februari 2009 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door die [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] naar en/of van de plaats des misdrijfs te vervoeren en/of aldaar op de uitkijk te staan. 3. De voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 4. De bewijsmotivering A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde. B. Het standpunt van de verdachte, de verdediging Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte van het onder 2 primair tenlastegelegde vrij te spreken. In haar visie is er geen sprake geweest van een begin van uitvoering en bovendien is verdachte slechts medeplichtig geweest. C. Vaststelling van de feiten Feit 1 Op 20 februari 2009 doet [slachtoffer 1] aangifte van een diefstal met geweld, gepleegd op 19 februari 2009 in haar woning in de [adres] in Heerhugowaard. Aangeefster verklaart dat er die avond bij haar werd aangebeld. Als ze open doet ziet ze drie mannen staan, met doeken voor hun mond en mutsen op. Ze wordt vastgepakt en naar achteren geduwd, haar huis in. Er wordt tegen haar gezegd dat ze stil moet zijn en wordt met iets hards tegen haar hoofd geslagen. De persoon die haar slaat blijkt een vuurwapen te hebben, welk wapen hij op haar richt. Een andere man heeft een soort buis of knuppel bij zich. Door twee daders wordt ze onder bedreiging van het vuurwapen de trap op naar boven geduwd, de derde blijft beneden en gaat haar slaapkamer in. Boven schiet de moeder van aangeefster haar te hulp, waardoor de twee mannen het huis verlaten, op de voet gevolgd door de derde man. Later blijkt aangeefster haar portemonnee en haar telefoon te missen . Verdachte heeft ter terechtzitting de aangifte van [slachtoffer 1] bevestigd. Hij is de woning samen met [mededader 2] en [mededader 3] binnengegaan, [mededader 4] trad op als chauffeur. Ook [mededader 2] heeft bekend zich samen met verdachte, [mededader 3] en [mededader 4] schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal met geweld . Feit 2: Op 23 februari 2009 legt [slachtoffer 2] bij de politie een verklaring af over een voorval de avond ervoor. Hij verklaart dat er bij zijn tabakswinkel werd aangebeld. Bij de deur stond een jongen die hem vroeg of hij geld kon wisselen. Hij zei de jongen dat hij weg moest gaan. Deze jongen liep vervolgens het pad af met nog twee personen. Kort daarna werd er tegen het raam getikt en stond dezelfde jongen weer voor het raam. Hij vroeg [slachtoffer 2] opnieuw of hij kon wisselen. Toen deze zei dat hij de politie had gebeld liep de jongen weg . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die avond met [mededader 3], [mededader 1] en [mededader 2] naar [vestigingsplaats] is gereden. Hij wist dat [mededader 3] van plan was een overval te plegen. Verdachte moest daar ergens achteruit in parkeren. De andere jongens zijn daar uitgestapt, verdachte bleef in de auto wachten. Hij wist dat [mededader 3] van plan was een overval te plegen. [mededader 2] heeft op 29 april 2009 verklaard dat hij op 22 februari 2009 samen met verdachte, [mededader 3] en [mededader 1] naar de tabakswinkel in [vestigingsplaats] is gereden. [mededader 3] had gezegd dat daar veel geld zou liggen. [mededader 3] heeft aangebeld, [mededader 1] en [mededader 2] stonden op een meter of zes van de deur vandaan te wachten. Verdachte bleef bij de auto . D. Beoordeling van de bewijsmiddelen Feit 1 Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank het ten laste gelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen. Feit 2 De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte het onder 2. tenlastegelegde heeft begaan. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte voldoende zijn om medeplegen bewezen te verklaren. Vaststaat dat verdachte met zijn medeverdachte [mededader 3] heeft afgesproken dat hij als chauffeur zou optreden van een door zijn mededaders te plegen overval en dat verdachte ook daadwerkelijk zijn medeverdachten naar de plaats van het misdrijf heeft gereden. Verdachte had derhalve opzet op de te plegen diefstal met geweld, aan welke diefstal met geweld hij een significante bijdrage zou leveren. Uit het besturen van de (vlucht)auto en de afspraken die daaromtrent waren gemaakt kan naar het oordeel van de rechtbank een bewuste en nauwe samenwerking, gericht op de voltooiing van het delict worden afgeleid. De raadsvrouw heeft betoogd dat het parkeren van de auto niet kan worden aangemerkt als een begin van uitvoering, zodat ook daarom het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard. Hiermee miskent de raadsvrouw dat het niet bij het inparkeren is gebleven, maar dat de mededaders van verdachte de auto hebben verlaten, naar de tabakszaak zijn toegegaan en dat [mededader 3] daar daadwerkelijk met een smoes heeft aangebeld en tegen de ramen getikt in de hoop dat de eigenaar de deur zou openen, terwijl de andere mededaders in de nabijheid stonden te wachten. Deze onderdelen leveren naar het oordeel van de rechtbank een begin van uitvoering op. E. Bewezenverklaring De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 19 februari 2009 in de gemeente Heerhugowaard tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een portemonnee, inhoudende een geldbedrag en pasjes en een rijbewijs en een paspoort, en een mobiele telefoon, merk Samsung, type L310, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders die woning zijn binnengedrongen en vervolgens dat zij die [slachtoffer 1] stevig hebben vastgepakt en hebben geduwd en die [slachtoffer 1] enige tijd stevig hebben vastgehouden en die [slachtoffer 1] met kracht éénmaal tegen haar hoofd hebben geslagen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] hebben gericht en gericht gehouden; 2. primair hij op 22 februari 2009 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een winkel gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en), te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders naar die winkel is toegegaan en vervolgens heeft hij zich enige tijd in de nabijheid van die winkel opgehouden en hebben zijn mededaders zich enige tijd bij die winkel opgehouden en heeft één van zijn mededaders aldaar eenmaal aangebeld en die [slachtoffer 2] aangesproken en tegen de ramen getikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. 5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: 1. Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. 2. primair Poging tot diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. 6. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit. 7. De strafoplegging - De eis van de officier De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daaraan te koppelen de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een training Cognitieve Vaardigheden. - Het standpunt van de verdediging De raadsvrouw heeft bepleit de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, gedeeltelijk in voorwaardelijke vorm. Daarnaast de oplegging van verplicht reclasseringscontact en de oplegging van de training Cognitieve Vaardigheden. - Feitgerelateerde factoren De verdachte en zijn mededaders hebben zich op 19 februari 2009 aan een brute overval op een woning schuldig gemaakt. Het slachtoffer is met een wapen tegen haar hoofd geslagen en bedreigd. Een dergelijk misdrijf veroorzaakt grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, zoals ook wordt bevestigd door de op de terechtzitting door het slachtoffer [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring. De eigen woning is bij uitstek een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Naar de ervaring leert kunnen de slachtoffers nog langdurig kampen met de psychische gevolgen van een dergelijk ernstig misdrijf. Drie dagen later is verdachte wederom met anderen op pad gegaan om een overval te plegen. Gelokt door een deel van de naar verwachting aanzienlijke buit was verdachte bereid hierbij de rol van chauffeur op zich te nemen. Als gevolg van de argwaan van het beoogde slachtoffer bleef het slechts bij een poging. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en heeft geen enkel moment stilgestaan bij de ernstige gevolgen die zijn handelen voor anderen zou kunnen hebben. - Verdachte gerelateerde factoren Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met Justitie in aanraking is geweest. In de voorlichtingsrapportage d.d. 30 juni 2009 van E. Deen, werkzaam als reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland wordt geadviseerd de verdachte een werkstraf op te leggen, deels in voorwaardelijke vorm met oplegging van een verplicht reclasseringscontact. Voorts wordt deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining geadviseerd. Gelet op het voorgaande is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank evenwel aanleiding deze in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf van aanzienlijke duur opleggen. Om verdachte te begeleiden in een delictvrij bestaan zal de rechtbank tevens het advies van de reclassering overnemen, inhoudende een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt deelname aan de training Cognitieve Vaardigheden. 8. Vordering van de benadeelde partijen De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich door tussenkomst van de gemachtigde mr. A.W.W. van Eelen, werkzaam bij Das Nederlandse Rechtsbijstand, Karspeldreef 15, 1104 BB Amsterdam, met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.485,68, gevoegd in het strafproces in verband met het onder 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich door tussenkomst van de gemachtigde mr. A.W.W. van Eelen, werkzaam bij Das Nederlandse Rechtsbijstand, Karspeldreef 15, 1104 BB Amsterdam, met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 691,00, gevoegd in het strafproces in verband met het onder 1 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geconcludeerd dat deze kan worden toegewezen. Tevens heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. De officier van justitie acht de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk in haar vordering, nu hetgeen haar is overkomen niet is opgenomen in de tenlastelegging en derhalve geen onderdeel uitmaakt van het bewezenverklaarde feit. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] gerefereerd. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] volgt zij de zienswijze van de officier van justitie. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Nu voorts is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag kan de vordering worden toegewezen. De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededaders aan de benadeelde partij is voldaan. De rechtbank zal [slachtoffer 3] niet ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu er geen rechtstreeks verband bestaat met het onder 1 bewezenverklaarde feit. 9. Schadevergoeding als maatregel De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De rechtbank komt gelet op de ernst van het gebeurde tot toewijzing van een hogere immateriële schadevergoeding dan door de officier van justitie gevorderd, te weten een bedrag van € 1.015,00. Derhalve zal de rechtbank het op te leggen totale bedrag bepalen op € 2.000,00. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op. 10. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. 11. Beslissing Verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van één (1) jaar. Beveelt dat van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde: - dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt deelname aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheidstraining. Verstrekt aan de genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarde. Veroordeelt de verdachte tevens voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 240 uren. Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 120 dagen. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 uren voor elke dag. Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot het hierna te noemen bedrag. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 1.485,68 (eenduizend vierhonderd vijfentachtig euro en 68 cent) als schadevergoeding. Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken. De tot heden gemaakte kosten begroot de rechtbank op nihil. Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover de verschuldigde bedragen reeds door de mededaders zijn voldaan. Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk in de vordering. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van € 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat. Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij. Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door mr. M. Lolkema, voorzitter, mr. A.E. Merkus en E.M. Devis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 september 2009.