Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ8122

Datum uitspraak2009-09-21
Datum gepubliceerd2009-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754151-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander plegen van een gewelddadige poging tot beroving, waarbij het slachtoffer om het leven is gebracht. De vanzelfsprekendheid en het gemak waarmee verdachte heeft deelgenomen aan de beroving, enkel om er zelf financieel beter van te worden, is zorgwekkend. Dat een beroving voor verdachte de normaalste zaak van de wereld lijkt te zijn, rekent de rechtbank verdachte ernstig aan, zeker nu het doelwit daarbij werd doodgeschoten.[..] De rechtbank heeft verder geen inzicht kunnen krijgen in de persoon van verdachte, nu hij zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Toch zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen alsook de ondergeschikte rol die hij heeft gehad, de op te leggen gevangenisstraf enigszins matigen. Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek.


Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE Sector Strafrecht Meervoudige strafkamer Parketnummer 09/754151-08 Datum uitspraak: 21 september 2009 Tegenspraak (Promis(1)) De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats], adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, HvB "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn. 1. Het onderzoek ter terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 februari 2009, 29 april 2009, 18 juni 2009 en 7 september 2009. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Vogelenzang en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. O.E. de Jong, advocaat te Utrecht, en door de verdachte naar voren is gebracht. 2. De tenlastelegging Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 01 juli 2008 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte en/of een van zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool althans met een vuurwapen (meermalen) een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s), nabijheid bevindende [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; art 289 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 01 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid) een hoeveelheid verdovende middelen en/of een hoeveelheid geld en/of een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,immers heeft hij en/of een van zijn mededader(s) met een pistool althans met een vuurwapen (meermalen) een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in zijn, verdachtes en/of zijn mededader(s) nabijheid bevindende [slachtoffer], terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: NN en/of (een) andere perso(o)n(en) op of omstreeks 01 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door deze NN en/of (een) andere perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid) een hoeveelheid verdovende middelen en/of een hoeveelheid geld en/of een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die NN en/of (een) andere perso(o)n(en), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft/hebben die NN en/of (een) andere perso(o)n(en) met een pistool althans met een vuurwapen (meermalen) een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in de nabijheid van die NN en/of (een) andere perso(o)n(en) bevindende [slachtoffer], terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad; tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 1 juli 2008 te ’s-Gravenhage opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door toen en daar NN en/of (een) andere perso(o)n(en) met een scooter naar (/in de nabijheid van) de plaats van het misdrijf te vervoeren en/of (vervolgens) daar meerdere uren te wachten en/of op de uitkijk te staan totdat die [slachtoffer] naar huis terug zou keren en/of (vervolgens) tijdens het plegen van voormeld misdrijf op de uitkijk te blijven staan en/of (vervolgens) die NN en/of (een) andere perso(o)n(en) met voornoemde scooter te helpen vluchten; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht art 48 sub 2 Wetboek van Strafrecht. 3. Het bewijs 3.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van de primair telastgelegde feiten (moord/doodslag). De verdenking, zoals subsidiair telastgelegd, komt er kort en feitelijk weergegeven op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het samen met een ander plegen van een poging tot diefstal met geweld, de dood ten gevolge hebbend. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte dit subsidiair telastgelegde feit heeft begaan. 3.2 Het standpunt van de verdediging(2) De verdediging heeft bepleit dat de verklaringen van verdachte dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Dit leidt er (vervolgens) toe dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem telastgelegde feiten nu de overblijvende stukken geen enkel direct bewijs opleveren van betrokkenheid van verdachte bij de aan hem telastgelegde feiten. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Naar aanleiding van de uitspraken van het EHRM inzake Salduz en Panovits heeft de Hoge Raad zich op 30 juni jl. uitgelaten over de vraag of een verdachte recht heeft op consultatie van zijn raadsman voorafgaande aan het politieverhoor en of de raadsman bij het verhoor aanwezig zou mogen zijn. De kern van de uitspraken van de Hoge Raad op 30 juni jl. is dat niet uit de uitspraken van het EHRM kan worden afgeleid dat verdachte recht heeft op aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor maar dat een verdachte wel in de gelegenheid moet zijn gesteld om voorafgaand aan het eerste politieverhoor een advocaat te raadplegen. Verdachte is door de politie niet gewezen op zijn recht om zijn raadsman te consulteren voor aanvang van het eerste verhoor. Vervolgens is het verhoor van verdachte aangevangen en nadat de raadsman van verdachte op het bureau was gekomen (omstreeks 15.25 uur) nog langere tijd doorgegaan (tot 16.30 uur). Verdachte is op deze wijze contact met zijn raadsman onthouden. Ook heeft de politie verdachte misleid tijdens de verhoren om hem te laten bekennen. De politie heeft verdachte verteld over het verschil in bestraffing tussen verschillende delicten en deelnemingsvormen. Ook heeft de politie getracht tweedracht te zaaien tussen verdachte en zijn raadsman door verdachte te vragen wat hij denkt te bereiken door zich op zijn zwijgrecht te beroepen en door te zeggen dat hij zelf zijn beste advocaat is. Bewijsuitsluiting van alle processen-verbaal van verhoor van de verdachte is de passende sanctie voor deze vormverzuimen. 3.3 De beoordeling van de tenlastelegging Vormverzuim – bewijsuitsluiting De Hoge Raad leidt uit de rechtspraak van het EHRM(3) af dat een verdachte die door de politie is aangehouden, aan artikel 6 EVRM een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen, die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden zijn advocaat te raadplegen voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie aangaande zijn betrokkenheid bij een misdrijf. Het vorenoverwogene brengt mee dat de aangehouden verdachte vóór de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens in het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen als door het EHRM bedoeld, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken.(4) In de onderhavige zaak is – overigens op een moment dat de genoemde jurisprudentie van het EHRM en de HR nog niet bestond – verdachte vóór aanvang van het eerste politieverhoor, op 4 november 2008, noch voor het verhoor in het kader van de inverzekeringstelling op diezelfde datum gewezen op het recht om een advocaat te raadplegen. Wel is verdachte, blijkens het piketformulier en het verhandelde ter zitting, op die vierde november bezocht door zijn raadsman. De rechtbank merkt eveneens op dat verdachte blijkens de weergave van het verhoor van 4 november 2008 op de hoogte was van zijn recht een advocaat te raadplegen en dat op dat moment zelf verbond aan zijn recht om te zwijgen, maar vervolgens alsnog bleef meewerken aan het verhoor.(5) Hoewel verdedigd kan worden dat van de inhoud van de verhoren vóór het bezoek van de raadsman en de daaruit voortkomende processen-verbaal, geen gebruik mag worden gemaakt voor het bewijs, geldt dat niet voor de verhoren na bedoeld bezoek. De rechtbank zal, waar nodig, enkel die latere verhoren voor het bewijs gebruiken. Ten aanzien van de overige processen-verbaal van verhoor van de verdachte overweegt de rechtbank dat de raadsman onvoldoende onderbouwd heeft waarom deze processen-verbaal niet tot het bewijs gebezigd zouden mogen worden. Zo is de enkele onderbouwing dat verdachte zou zijn misleid door de politie onvoldoende nu, afgezien van de vraag of de door de raadsman geciteerde uitlatingen een misleidend karakter hebben of onjuist zijn, niet is toegelicht in hoeverre verdachte thans anders heeft verklaard dan hij zonder deze mededelingen zou hebben gedaan. Evenmin is aannemelijk geworden dat de door de raadsman aangevoerde uitlatingen hem dusdanig diskwalificeerden – zo ze in het geheel al diskwalificerend waren – dat de verhouding verdachte-raadsman daardoor op onaanvaardbare wijze beschadigd werd. Bewijsoverweging Op 1 juli 2008 even voor middernacht aan de [straat 1] te ’s-Gravenhage is [slachtoffer] met behulp van een vuurwapen om het leven gebracht. Uit het NFI-onderzoek van twee aangetroffen hulzen is gebleken dat er waarschijnlijk gebruik is gemaakt van een semi-automatisch pistool van het merk [merk], model [..] of [..], kaliber 9 mm [..].(6) De schutter heeft in ieder geval drie kogels afgevuurd op het lichaam van het genoemde slachtoffer. Bij sectie van het lichaam van slachtoffer is gebleken dat twee kogels een zogenaamde schotbaan in het lichaam hebben getrokken.(7) Eén van deze schotbanen loopt door een aantal vitale structuren, te weten het ruggenmerg, de aorta en de linkerlong, en is op zichzelf reeds redengevend voor het intreden van de dood niet lang na het afvuren van de kogels op het lichaam van het slachtoffer. De andere schotbaan loopt door de rechterbovenarm. Verder viel bij sectie op dat het lichaam verschillende oppervlakkige huidbeschadigingen had (deze letsels hebben geen rol gespeeld bij het intreden van de dood). De huidbeschadigingen kunnen verklaard worden door uitwendig botsend mechanisch geweld zoals herhaaldelijk schoppen, slaan, vallen of een combinatie daarvan. Een aantal personen is getuige geweest van dit misdrijf. Een groot aantal getuigen heeft verklaard een dikke man te hebben gezien vóór het schieten en ook na het schieten. Deze dikke man zou als bestuurder hebben opgetreden van een scooter waar ook de schutter, na het schieten, achterop is gaan zitten.(8) Getuige [A](9) heeft verklaard dat hij een lange, stevige, dikke man, huidskleur Ruud Gullit, gekleed in een wit T-shirt en een lange broek en in de leeftijd van 20 tot en met 25 jaar, in de straat had zien staan. Even voor middernacht op de genoemde datum hoorde de getuige, die aan de [straat 1] woont, buiten op straat hard gillen. Toen hij door het raam naar buiten keek zag hij midden op de straat een manspersoon liggen die door een andere man, die een grijs met zwarte capuchon over zijn hoofd droeg, werd geslagen. Hij hoorde de mannen hard tegen elkaar schreeuwen en gillen; het klonk paniekerig. Op dat zelfde moment zag hij ook de genoemde dikke man op de hoek staan van de [straat 1] en de [straat 2]. De dikke man keek toe terwijl de andere man het slachtoffer in een ‘kopklem’ beetpakte en richting de [straat 1] probeerde te duwen. Daar kwam het slachtoffer terecht tussen twee geparkeerde auto’s. Direct op dat moment hoorde de getuige drie of vier knallen en zag hij tegelijkertijd even zovele lichtflitsen. Direct na de knallen liep de schutter (aldus geconcludeerd door de getuige) nerveus heen en weer op de [straat 1]. Het leek alsof hij niet wist waar hij heen moest gaan. Getuige zag nadat hij even was weggedoken dat de eerder genoemde dikke man aan kwam rijden op een scooter of brommer, de schutter achterop stapte en beiden richting [straat 3] reden. Getuige [B](10) heeft verklaard dat hij op de genoemde dag op de [straat 1] liep en een man op een scooter aan zag komen rijden over de stoep. De man was bezig met het starten van de scooter en gaf daarbij gas. De getuige sprak hem aan en zei dat hij geen gas moest geven omdat de scooter anders helemaal niet meer aan wilde slaan. Getuige [B] beschrijft de man met de scooter als volgt (op basis waarvan een compositiefoto(11) is opgesteld): groot fors postuur, lichtbruine huidskleur, dik hoofd met bolle wangen; kort donker haar, diepliggende ogen; niet echt een brede neus; wel echt dik; 1.85 m. lang; wit T-shirt, blauwe trainingsbroek. De getuige zag dat de man bij een portiek bleef wachten. Tien minuten nadat de getuige zijn woning was binnengegaan hoorde hij eerst iemand buiten een geluid maken alsof hij bang was en daarna drie schoten. Vervolgens hoorde getuige het wegrijden van een scooter. Toen de getuige naar buiten liep zag hij het slachtoffer bij een auto liggen. Getuige [C] heeft verklaard, dat hij rond 21.15 uur twee mannen van een donkere huidskleur vanuit de richting van de [straat 1] de [straat 2] zag inlopen. Zij waren met elkaar in gesprek en hij kan niet aangeven in welke taal zij spraken. De twee mannen vielen op omdat een van beide erg fors/dik was. Hij zag dat beide mannen halverwege de [straat 2] linksaf het [pad] inliepen.(12) Tot slot noemt de rechtbank de getuigenverklaring van getuige [D](13) die heeft verklaard dat zij haar hond aan het uitlaten was op de bewuste avond omstreeks 22.45 uur en twee jongens zag staan op de [straat 1] die met elkaar praatten onder wie een donkere jongen met een zwarte integraalhelm die hij schuin naar achter op zijn hoofd had. Deze jongen was groot en fors, zeker meer dan 100 kilo zwaar en had volgens getuige een ‘bolle toet’. Uit analyse van historische mastgegevens, opgevraagd middels een postcodebevraging van de masten in de directe omgeving van de plaats delict, bleek dat het mobiele telefoonnummer [nummer] opviel. Dit telefoonnummer bleek te zijn afgegeven aan [E].(14) Uit navraag bij de GBA van de gemeente [G] is gebleken dat genoemde persoon woont op de [adres] te [G] en dat hij een broer heeft genaamd [verdachte], verdachte. Op onder andere Hyves zijn foto’s gevonden van [verdachte]. Op deze foto’s is te zien dat [verdachte] getint is en een zeer dik postuur heeft. Tevens heeft hij een gezicht dat gelijkenis vertoont met de gemaakte compositiefoto.(15) Uit nadere analyse van de historische mastgegevens blijkt verder dat met verdachtes mobiele telefoon zowel voor als vlak na het misdrijf werd gebeld waarbij alleen zendmasten werden aangestraald die de omgeving van de plaats delict binnen hun bereik hebben liggen.(16) Verdachte heeft bij de politie en rechter-commissaris verklaard dat hij de man op de scooter is geweest die op 1 juli 2008 op de [straat 1] de man heeft vervoerd nadat deze man het genoemde slachtoffer had neergeschoten.(17) Hij heeft verklaard, dat er van tevoren al geruchten gingen ‘dat die gast veel dinges hadden met drugs, veel geld uit te geven en zo ontstond dat ding, er waren veel mensen die dat wilden doen, hem beroven zeg maar’. Hij was in Den Haag en ‘die jongen die het heeft gedaan’ vroeg aan hem of hij wat geld wilde verdienen en hij dacht ‘van ja, dan doen we dat maar’. Hij heeft zijn scooter bij het portiek geparkeerd en toen heeft hij met een getuige gesproken over het ‘starten en zo’. ‘Zij’ hebben tegen hem gezegd dat het om een beroving ging, meer niet. Hij dacht ‘een beroving, als het maar niet uit de hand loopt dan vind ik het best’.(18) Verder heeft verdachte verklaard, dat de schutter af en toe rondjes liep en zij ook samen een rondje hebben gelopen om even te kijken.(19) In een later verhoor heeft hij verklaard zijn helm half op zijn hoofd te hebben gehad.(20) De getuigenverklaring van [B] wordt door de verklaring van verdachte bevestigd in zoverre dat hij heeft verklaard dat hij, terwijl hij probeerde zijn scooter aan de praat te krijgen, werd aangesproken door een man. Daarnaast heeft zowel verdachte als ook de getuige [D] verklaard dat hij zijn helm half op zijn hoofd had zitten.(21) Ook heeft de verdachte verklaard nog een stukje te hebben gelopen met zijn medeverdachte en dat wordt weer bevestigd door de getuigenverklaring van [C].(22) Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast, dat verdachte de persoon was waarover de genoemde getuigen hebben verklaard en verdachte degene was, die op 1 juli in de avond op de [straat 1] aanwezig is geweest. De rechtbank acht, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld waarbij dit feit de dood tot gevolg heeft gehad. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededader het feit heeft gepleegd. De nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader blijkt uit het feit dat zij samen waren overeengekomen een beroving te plegen, verdachte bij de beroving aanwezig was, verdachte de schutter na voltooiing van het misdrijf achterop zijn scooter meenam en verdachte daarmee wat zou verdienen. Verdachte heeft, door akkoord te gaan met het voorstel om een man te beroven van drugs en/of geld terwijl over die man het gerucht ging dat hij in de drugs zat en over veel geld beschikte, het voorwaardelijk opzet gehad op het geweld dat diende te worden toegepast om het slachtoffer zover te krijgen dat deze zijn geld en/of drugs zou afstaan, zeker als daarbij in acht wordt genomen dat verdachte heeft stilgestaan bij de mogelijkheid ‘dat het uit de hand zou kunnen lopen’. Verdachte had rekening moeten houden – en heeft dat ook gedaan – met het feit dat zijn mededader gebruik zou maken van een wapen, in dit geval een vuurwapen, en de gevolgen die het gebruik van dit wapen met zich mee brengen, in dit geval de dood van het slachtoffer. De dood van het slachtoffer is een objectiveerbaar gevolg van de in vereniging gepleegde geweldshandelingen. 3.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat: hij op 1 juli 2008 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen (terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid) een hoeveelheid verdovende middelen en/of een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een andere deelnemer van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft een mededader met een pistool meermalen een kogel afgevuurd op het lichaam van de zich in zijn, verdachtes en zijn mededaders nabijheid bevindende [slachtoffer], terwijl dit feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad. 4. De strafbaarheid van het feit Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op. 5. De strafbaarheid van de verdachte Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. 6. De straf/maatregel 6.1. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het subsidiair telastgelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren en 6 maanden. 6.2. Het standpunt van de verdediging De verdediging heeft niet (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. 6.3. Het oordeel van de rechtbank Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met een ander plegen van een gewelddadige poging tot beroving, waarbij het slachtoffer om het leven is gebracht. De vanzelfsprekendheid en het gemak waarmee verdachte heeft deelgenomen aan de beroving, enkel om er zelf financieel beter van te worden, is zorgwekkend. Dat een beroving voor verdachte de normaalste zaak van de wereld lijkt te zijn, rekent de rechtbank verdachte ernstig aan, zeker nu het doelwit daarbij werd doodgeschoten. Welke ingrijpende gevolgen dit feit heeft gehad blijkt met name uit de slachtofferverklaring, zoals die door de vriendin van het slachtoffer ter terechtzitting is afgelegd. Ter terechtzitting heeft ze verklaard dat niet alleen haar leven door de dood van haar vriend totaal is verwoest maar ook het leven van haar twee kinderen, waarvan één een pasgeboren baby is, en van zijn familie. De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie, d.d. 6 november 2008 waaruit blijkt dat verdachte geen relevante documentatie heeft. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport, d.d. 2 februari 2009, opgesteld door de heer [F]. De rapporteur brengt geen advies uit nu verdachte de aan hem telastgelegde feiten ontkent. De rechtbank heeft verder geen inzicht kunnen krijgen in de persoon van verdachte, nu hij zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Toch zal de rechtbank gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen alsook de ondergeschikte rol die hij heeft gehad, de op te leggen gevangenisstraf enigszins matigen. Op grond van voornoemde overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden wordt geacht. 7. De toepasselijke wetsartikelen De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 45, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. 11. De beslissing De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding primair telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft; verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is gewezen door mrs. De Ruiter, voorzitter, Drop en Smelt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Molenaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 september 2009. 1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierbladzijden betreffen dit de bladzijden van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL1509/2008/2560 van politie Haaglanden, met bijlagen. 2 pleitnota raadsman mr. O.E. de Jong 3 in het bijzonder de zaken Salduz (nr. 36391/02 d.d. 27 november 2008) en Panovits (nr. 4268/04 d.d. 11 maart 2009) 4 HR 30 juni 2009, NJ 2009, 349 5 proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 4 november 2008, blz. 295. 6 deskundigenrapport NFI munitieonderzoek, proces-verbaal blz. 837 e.v. 7 deskundigenrapport NFI sectie, proces-verbaal blz. 801 8 processen-verbaal verhoor getuige [A], blz. 1554 e.v.; [G], blz. 1569 e.v.; [H], blz. 1580 e.v.; [I], blz. 1599 e.v.; [J], blz. 1609 e.v.; [B], blz. 1625 e.v.; [K], blz. 1670 e.v.; [L] blz. 1778 e.v. en [M], blz. 1929 e.v. 9 proces-verbaal van verhoor getuige [A], blz. 1554 e.v. 10 proces-verbaal verhoor getuige [B], blz. 1625 e.v. 11 proces-verbaal vervaardigen compositiefoto, blz. 792-793 12 proces-verbaal verhoor getuige [C], blz. 1696 13 proces-verbaal verhoor getuige [D], blz. 1678 e.v. 14 proces-verbaal van bevindingen, blz. 878 15 proces-verbaal van bevindingen, blz. 879 16 proces-verbaal van bevindingen, blz. 1067 e.v. 17 proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 november 2008, blz. 327 e.v.; proces-verbaal verhoor verdachte (inbewaringstelling) d.d. 7 november 2008 18 proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 november 2008, blz. 331 19 proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 november 2008, blz. 338 20 proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 november 2008, blz. 365 21 proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 november 2008, blz. 365 22 proces-verbaal verhoor getuige [C], blz. 1696 e.v.