Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ8145

Datum uitspraak2009-09-14
Datum gepubliceerd2009-09-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700815-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 doordat verdachte, zonder in het bezit te zijn van de bevoegdheid een dergelijk motorrijtuig te besturen en zonder de aandacht bij het besturen van dat motorrijtuig te hebben, met een te hoge snelheid door rood is gereden, waardoor een aanrijding ontstond.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/700815-08 Uitspraakdatum: 14 september 2009 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: Primair hij op of omstreeks 23 oktober 2008 te Oostzaan ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een of meer van zijn medeweggebruikers, waaronder) [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met de door hem bestuurde personenauto met een snelheid van tenminste 100 km/uur, in elk geval met zeer hoge snelheid rijdend/accelererend over de Kolkweg, gekomen bij de kruising van de door hem bereden Kolkweg met de Ambacht (waar ter plaatse een maximumsnelheid 50 km/uur was toegestaan), niet is gestopt voor een in zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht, doch met nagenoeg onverminderde snelheid die kruising is opgereden terwijl genoemde [slachtoffer] met zijn personenauto, nadat het voor hem bedoelde verkeerslicht groen licht was gaan uitstralen, (eveneens) (vanaf de Ambacht) die kruising opreed, waarna een aanrijding/botsing plaats vond met (de door hem bestuurde personenauto en) de door die [slachtoffer] bestuurde personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; Subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2008 buiten enige bebouwde kom in de gemeente Oostzaan als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kolkweg naderende de kruising of splitsing van deze weg met de Ambacht, op welke kruising of splitsing de verkeersstromen werden geregeld middels verkeerslichten als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden immers, - terwijl hij niet de bevoegdheid bezat een dergelijk motorrijtuig te besturen - terwijl hij zijn aandacht niet/niet volledig bij het besturen van dat motorrijtuig had heeft gereden op die Kolkweg met een snelheid van tenminste 100km/uur terwijl op die weg een maximum snelheid van 80 km/uur was toegestaan en/of (vervolgens) eerder genoemde kruising is opgereden met een snelheid van tenminste 100km/uur terwijl ter plaatse een maximum snelheid van 50 km/uur was toegestaan, kenbaar gemaakt middels (een) bord(en) conform model A1 met het opschrift "50" van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of (vervolgens) niet is gestopt voor een in zijn richting roodlicht uitstralend verkeerslicht waarna en/of (mede)waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en een vanaf de Ambacht, na een in zijn/diens rijrichting groenlicht uitstralend verkeerslicht te hebben gehad, die kruising oprijdend motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben en/of een (af)gescheurde milt en/of ander (zwaar) lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur, een gevangenisstraf van 10 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid van 2 jaar. 4. Oordeel van de rechtbank 4.1. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder primair ten laste is gelegd, nu niet is gebleken dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het aanrijden van het slachtoffer en daarmee op diens levensberoving. Verdachte moet dus van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. 4.2. Redengevende feiten en omstandigheden De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen: • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd; • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal verkeersongeval (dossierpagina 14-16); • het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal opname en interpretatie plaats ongeval, versie d.d. 30 maart 2009 (dossierpagina 7-8, 12 en 14-15 van 17); • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 19 februari 2009; • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 19 februari 2009. 4.3. Bewezenverklaring Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat: hij op 23 oktober 2008 buiten de bebouwde kom in de gemeente Oostzaan als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Kolkweg naderende de kruising van deze weg met de Ambacht, op welke kruising de verkeersstromen werden geregeld middels verkeerslichten als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos te rijden, immers heeft verdachte, - terwijl hij niet de bevoegdheid bezat een dergelijk motorrijtuig te besturen - terwijl hij zijn aandacht niet bij het besturen van dat motorrijtuig had, gereden op die Kolkweg met een snelheid van tenminste 100km/uur terwijl op die weg een maximum snelheid van 80 km/uur was toegestaan en vervolgens is verdachte eerder genoemde kruising opgereden met een snelheid van tenminste 100km/uur en vervolgens niet gestopt voor een in zijn richting rood licht uitstralend verkeerslicht, waarna en (mede)waardoor een aanrijding ontstond tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en een vanaf de Ambacht, na een in diens rijrichting groen licht uitstralend verkeerslicht te hebben gehad, die kruising oprijdend motorrijtuig, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken ribben en een afgescheurde milt en ander zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 5. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 7. Motivering van de sancties Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Op 23 oktober 2008 is door het roekeloos rijgedrag van verdachte een verkeersongeluk veroorzaakt op de Kolkweg te Oostzaan. Verdachte – die niet in het bezit was van een rijbewijs – is met een snelheid van uiteindelijk meer dan 100 kilometer per uur door twee rode verkeerslichten gereden. Hij had daarbij zijn aandacht niet bij het verkeer, omdat hij zijn op de vloer van zijn auto gevallen mobiele telefoon probeerde op te rapen. Na het tweede rode verkeerslicht is hij met hoge snelheid op de auto van het slachtoffer gebotst. Bij dit ongeval is [slachtoffer] zwaar gewond geraakt. Hij heeft drie maanden in het ziekenhuis gelegen en is zijn leven op diverse momenten niet zeker geweest. Ten tijde van de terechtzitting moest het slachtoffer nog meerdere operaties ondergaan, en heeft hij nog dagelijks last van zijn verwondingen en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Het bewezenverklaarde is aldus een zeer ernstig feit dat voor het slachtoffer verstrekkende lichamelijke en geestelijke gevolgen heeft gehad. Het slachtoffer, dat ten tijde van het ongeluk net 23 jaar was geworden, zal deze gevolgen mogelijk nog de rest van zijn leven voelen. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte een werkstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank merkt voorts op, dat verdachte door zijn rijgedrag ten tijde van het ongeval en door de verklaringen die hij daar later over heeft afgelegd, er blijk van heeft gegeven het verantwoordelijkheidsbesef dat nodig is om veilig een auto te kunnen besturen volledig te ontberen. De rechtbank acht het daarom van belang dat verdachte voor een lange tijd geen motorrijtuig meer dient te besturen. Daarom zal de rechtbank een langere ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen dan door de officier van justitie is geëist. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c; Wegenverkeerswet 1994: 6, 175, 179. 9. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van het hem onder primair tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen. Beveelt dat een gedeelte, groot 90 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 200 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis. Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar. 10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Ferdinandusse, voorzitter, mr. drs. J.W.H.G. Loyson en mr. E.A. Minderhoud, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Alexander, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2009. Mrs. Ferdinandusse en Minderhoud zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.