Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZA7046

Datum uitspraak2001-05-07
Datum gepubliceerd2002-02-06
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/17535 VRONTO A3
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bewaring / vertrektermijn. De rechtbank stelt vast dat op 28 april 2001 een negatieve beschikking is gegeven op de door de Hongaarse vreemdeling ingediende asielaanvraag. Bij deze beschikking is bepaald dat de vreemdeling Nederland binnen 24 uur diende te verlaten, bij gebreke waarvan hij kan worden uitgezet. Deze beschikking is op 29 april 2991 om 8.20 uur aan de vreemdeling uitgereikt. Vervolgens is de vreemdeling op 29 april 2001 om 10.05 uur in bewaring gesteld op de in artikel 59, tweede lid, Vw 2000 bedoelde grond. De rechtbank oordeelt dat deze inbewaringstelling zich niet verdraagt met de aan de vreemdeling gegunde vertrektermijn van 24 uur, waarbinnen geen uitzetting zou plaatsvinden. De inbewaringstelling moet dan ook onrechtmatig worden geacht en dient met onmiddellijke ingang te worden opgeheven. Beroep gegrond.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ’s-GRAVENHAGE ZITTINGHOUDENDE TE ’s-HERTOGENBOSCH Sector bestuursrecht Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Zaaknummer: AWB 01/17535 VRONTO A3 Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) in het geschil tussen: A (alias A), volgens zijn verklaring geboren op [...] 1961 en van Hongaarse nationaliteit, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Tilburg, de vreemdeling, en de Staatssecretaris van Justitie, verweerder. Bij kennisgeving ex artikel 94, eerste lid, van de Vw van 1 mei 2001, diezelfde datum ontvangen ter griffie van de rechtbank, heeft verweerder bericht dat de vreemdeling sedert drie dagen in bewaring verblijft zonder beroep te hebben ingesteld tegen de inbewaringstelling. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 7 mei 2001. De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door vreemdelingzijn gemachtigde mr. H.K. Westerhof, advocaat te Dordrecht. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. Y.E.A.M. van Hal. Als tolk in de Hongaarse taal was aanwezig K. Clarijs. Gezien de stukken en gehoord het verhandelde ter zitting is de rechtbank tot de navolgende beslissing gekomen: De rechtbank, verklaart het beroep tegen de bewaring gegrond; beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw2000 van de vreemdeling met ingang van 7 mei 2001; veroordeelt verweerder in de zijdens de vreemdeling gemaakte proceskosten, vastgesteld op ƒ 710,-- te vergoeden door de Staat der Nederlanden, te voldoen aan de griffier. Daartoe is het volgende overwogen. De rechtbank stelt vast dat op 28 april 2001 een negatieve beschikking is gegeven op de door de vreemdeling ingediende asielaanvraag. Bij deze beschikking is bepaald dat de vreemdeling Nederland binnen 24 uur dient te verlaten, bij gebreke waarvan hij kan worden uitgezet. Deze beschikking is op 29 april 2991 om 8.20 uur aan de vreemdeling uitgereikt. Vervolgens is de vreemdeling op 29 april 2001 om 10.05 uur in bewaring gesteld op de in artikel 59, tweede lid, van de Vw2000 bedoelde grond. De rechtbank is van oordeel dat deze inbewaringstelling zich niet verdraagt met de aan de vreemdeling gegunde vertrektermijn van 24 uur, waarbinnen geen uitzetting zou plaatsvinden. De inbewaringstelling moet dan ook onrechtmatig worden geacht en dient met onmiddellijke ingang te worden opgeheven. De rechtbank acht voorts termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal ƒ 710,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: * 1 punt voor het verschijnen ter zitting; * waarde per punt ƒ 710,--; * wegingsfactor 1. Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank. Aldus gewezen en mondeling uitgesproken door mr. E.H.B.M. Potters als rechter op 7 mei 2001 in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. de griffier de rechter