
Jurisprudentie
ZB6325
Datum uitspraak1996-08-20
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers95/2421 ABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers95/2421 ABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
De Awb voorziet niet in de mogelijkheid dat beroep wordt ingesteld en een
geding wordt gevoerd door een zaakwaarnemer in de zin van art. 6:198 e.v. BW.
Uitspraak
95/2421 ABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], lid van de Raad van Bestuur van [naam], te [vestigingsplaats] (appellant), beweerdelijk
optredend als zaakwaarnemer van [betrokkene], laatstelijk
gewoond hebbend te [woonplaats],
en
het College van burgemeester en wethouders van de
gemeente Rotterdam, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Gedaagde heeft bij besluit van 10 mei 1995 geweigerd
bijstand ingevolge de Algemene Bijstandswet (ABW) te
verlenen voor de kosten van de opname van [betrokkene] in
[naam] te [vestigingsplaats], in de
periode van 23 oktober 1994 tot en met 16 december 1994.
Bij schrijven van 26 juni 1995 heeft [appellant], lid van
de Raad van Bestuur van [naam] te
[vestigingsplaats], beweerdelijk optredend als zaakwaarnemer van
[betrokkene], tegen die weigering beroep ingesteld bij de
Raad.
Bij brief van 8 september 1995 heeft [appellant],
voornoemd, nadere inlichtingen verstrekt.
Gedaagde heeft op 2 oktober 1995 een verweerschrift
ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 9 juli 1996.
Aldaar is slechts gedaagde, vertegenwoordigd door
mr. J.W. van den Hurk, werkzaam bij de gemeente
Rotterdam, verschenen.
II. MOTIVERING
In het beroepschrift en in de brief van 8 september 1995
stelt [appellant], meergenoemd, dat hij in de hoedanigheid
van zaakwaarnemer als bedoeld in artikel 6:198 e.v. van
het Burgerlijk Wetboek (BW) voor [betrokkene] beroep instelt
tegen gedaagdes bestreden besluit.
De Raad overweegt dienaangaande dat op het
onderwerpelijke beroep de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) van toepassing is.
Ingevolge die wet kan tegen een besluit als het
onderwerpelijke slechts een belanghebbende, zijnde degene
wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken,
beroep instellen.
Ingevolge artikel 8:24 van de Awb kan een partij in
persoon dan wel met bijstand een geding voeren of zich
door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De Awb
voorziet niet in de mogelijkheid dat beroep wordt
ingesteld en een geding wordt gevoerd door een
zaakwaarnemer in de zin van artikel 6:198 e.v. van het
BW.
Nu [appellant], meergenoemd, te kennen heeft gegeven dat
hij niet door [betrokkene] is gemachtigd om haar in het
onderwerpelijke beroep te vertegenwoordigen en de Awb
niet toestaat dat hij de onderwerpelijke procedure als
zaakwaarnemer van [betrokkene] voert, moet hij geacht worden
voor zichzelf beroep te hebben ingesteld.
Aangezien hij niet kan worden aangemerkt als een
belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij
het in dit geding bestreden besluit, is de Raad van
oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is.
Hetgeen bij beroepschrift en bij de brief van 8 september
1995 naar voren is gebracht, heeft de Raad niet tot een
ander oordeel kunnen brengen.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan
artikel 8:75 van de Awb.
Beslist is als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en
mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns en
mr. Ch.J.G. Olde Kalter als leden, in tegenwoordigheid
van mr. I. de Hartog als griffier, en uitgesproken in het
openbaar op 20 augustus 1996.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) I. de Hartog.
AS
2908