Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZB7780

Datum uitspraak1998-06-26
Datum gepubliceerd2004-03-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers97/5160 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kan de afwijzing van het verzoek om woningaanpassing de rechterlijke toets doorstaan?


Uitspraak

97/5160 WVG U I T S P R A A K in het geding tussen: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wijchen, appellant, en A te B, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant is op bij het beroepschrift (met bijlagen) aangevoerde gronden in hoger beroep gekomen van een door de Arrondissementsrechtbank te Arnhem gewezen uitspraak van 9 april 1997, waarnaar hierbij wordt verwezen. Namens gedaagde heeft mr J. van Zandbergen, werkzaam bij de Federatie van Ouderverenigingen te Utrecht, van verweer gediend. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 15 mei 1998, waar appellant zich heeft doen vertegenwoordigen door mr M. Vermeeren, werkzaam bij de gemeente Wijchen en drs W.J.M. Peters, werkzaam bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Voor gedaagde zijn zijn moeder C. en J. van den Pol verschenen. II. MOTIVERING Voor een meer uitvoerige beschrijving van de voor dit geding relevante feiten - daaronder begrepen hetgeen zijdens appellant in eerste aanleg is aangevoerd - en de toepasselijke regelgeving verwijst de Raad naar hetgeen daaromtrent in de rubrieken 2 en 3 van de aangevallen uitspraak is vermeld. Bij besluit op bezwaar van 27 november 1995 heeft gedaagde zijn weigering gehandhaafd om gedaagde, die in een AWBZ-instelling verblijft, in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (WVG) in aanmerking te brengen voor aanpassing van de door zijn moeder met haar partner bewoonde woning middels verbouw van een van de slaapkamers op de eerste etage tot doucheruimte, voorzien van een tweede toilet en wandbeugels. Die aanpassing is, aldus is van de zijde van gedaagde gesteld, noodzakelijk in verband met zijn verblijf in de weekenden, de feestdagen en vakanties in deze woning. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, omdat appellant ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule, als vervat in artikel 8.1, eerste lid, van de Verordening Voorzieningen Gehandicapten van de gemeente Wijchen (de Verordening). Daarin is bepaald dat appellant in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar kan afwijken van de bepalingen in de Verordening, indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Naar uit de door partijen in hoger beroep ingenomen standpunten blijkt is tussen hen niet in geschil dat, gelijk de rechtbank bij de aangevallen uitspraak heeft beslist, gedaagde aan het bepaalde in artikel 2.7 van de Verordening geen aanspraak kan ontlenen op de namens hem gevraagde en hiervoor reeds omschreven woningaanpassing. Uitsluitend is aan de Raad de vraag ter beantwoording of gezegd moet worden dat appellant niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel door te weigeren met toepassing van vorenomschreven hardheidsclausule in de gevraagde woningaanpassing te voorzien. Die vraag beantwoordt de Raad, anders dan de rechtbank, ontkennend. De aanvraag van gedaagde tot woningaanpassing is blijkens de gedingstukken erop gericht het mogelijk te maken dat hij in de tijd dat hij niet verblijft in het Epilepsiecentrum X. te Y., logeert bij zijn moeder en haar partner in de door hen bewoonde woning. Reeds hierom ziet de Raad het beroep van gedaagde op de hardheidsclausule niet slagen, nu, gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de WVG, de zorgplicht ingevolge die wet met betrekking tot voorzieningen als de onderhavige niet voor gedaagde geldt en voorts in de Verordening geen bepalingen zijn aan te wijzen die verdergaande aanspraken op woningaanpassing bevatten dan die in het kader van het bezoekbaar maken van de woning in het vijfde, zesde en zevende lid van artikel 2.7 van de Verordening zijn omschreven. Gelet op de duidelijke bewoordingen van die bepalingen alsmede de daarbij behorende toelichting is het uitdrukkelijk de bedoeling geweest van het bestuur van de gemeente Wijchen om de voor gehandicapten als gedaagde te treffen woonvoorzieningen te beperken tot het bezoekbaar maken van de woning en niet om verdergaande aanpassingen ervan, bijvoorbeeld als in casu in verband met de wens om er te kunnen logeren, te regelen. Toepassing van de hardheidsclausule met als resultaat dat de woning op de mogelijkheid van logeren wordt aangepast, zou gedaagde in een positie brengen die gelet op evenbedoelde bewoordingen van de Verordening nu juist door de regelgever welbewust is uitgesloten. De Raad voegt - strikt genomen ten overvloede - hieraan toe oog te hebben voor de betekenis van de gevraagde voorziening in relatie tot de wens van gedaagde om weekenden, feestdagen en (delen van) vakanties bij zijn moeder en haar partner door te brengen. Als sprake is van een groot maatschappelijk probleem dat gedaagde en anderen in soortgelijke omstandigheden treft, dan is het evenwel niet aan de rechter, maar aan de wetgever om hierin - zo mogelijk - te voorzien. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten, voor vernietiging in aanmerking komt en dat het inleidend beroep in zoverre alsnog ongegrond moet worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten; Veklaart het inleidend beroep in zoverre alsnog ongegrond. Aldus gegeven door mr M.I. 't Hooft als voorzitter en mr D.J. van der Vos en mr Th.M. Schelfhout als leden, in tegenwoordigheid van M. Nieuwenhuis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 juni 1998. (get.) M.I. 't Hooft. (get.) M. Nieuwenhuis. RH 2906