
Jurisprudentie
ZJ0015
Datum uitspraak2000-06-27
Datum gepubliceerd2002-06-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00038
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00038
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 00/00038
27 juni 2000
CJIB 22471760
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te 's-Gravenhage
van 17 februari 2000
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Gravenhage ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 juni 2000. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr J. Brontsema. De betrokkene is niet verschenen.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd van fl. 180,- ter zake van “voor het motorrijtuig van 3500 KG of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren”. Blijkens de gedingstukken is de gedraging geconstateerd en de sanctie opgelegd door De Wildt, wachtmeester van de Koninklijke marechaussee.
3.2. De betrokkene heeft erkend de gedraging te hebben verricht.
3.3. In hoger beroep heeft de betrokkene aangevoerd -zakelijk weergegeven-, dat:
a. de verbalisant niet bevoegd was tot het opleggen van de administratieve sanctie;
b. dat de betrokkene niet wist dat de auto, waarmee de gedraging is verricht, niet gekeurd was, omdat de vorige eigenaar hem dat niet verteld had.
3.4. Ten aanzien van onderdeel a. overweegt het hof als volgt. Ingevolge art. 3, eerste lid, WAHV in verbinding met art. 2, eerste lid, BAB zijn de militairen van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in art. 141, aanhef en onder c, Sv, bevoegd tot het opleggen van administratieve sancties voor de gevallen waarin deze militairen belast zijn met de uitvoering van de politietaken, bedoeld in art. 6, eerste lid, onder b, c, d, e en f, Politiewet 1993.
3.5. Bij de gedingstukken bevindt zich een brief d.d. 30 november 1999 van A. Ottens, eerste luitenant, commandant afdeling PD/GB van de Koninklijke marechaussee, District Zuid-Holland/Zeeland, Brigade Den Haag, waarin deze onder meer heeft verklaard, dat De Wildt ten tijde van de gedraging werkzaam was als onderofficier der Koninklijke marechaussee bij de Brigade Den Haag en in opdracht van zijn commandant dienstploeg op patrouille belast met de politiediensten ten behoeve van de Nederlandse en andere strijdkrachten was.
3.6. Uit het hiervoor overwogene volgt dat De Wildt de gedraging ter zake waarvan de sanctie is opgelegd heeft geconstateerd als opsporingsambtenaar in de zin van art. 141, aanhef en onder c, Sv bij de uitvoering van de politietaak bedoeld in art. 6, eerste lid aanhef en onder b, Politiewet 1993 en derhalve bevoegd was tot het opleggen van de administratieve sanctie.
3.7. Ten aanzien van onderdeel b overweegt het hof, dat de door de betrokkene aangevoerde omstandigheid geen omstandigheid is die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijkt dan wel het vaststellen van een lager bedrag van de administratieve sanctie rechtvaardigt. De betrokkene had immers bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer kunnen informeren of de betreffende auto APK-gekeurd was, eventueel door tussenkomst van een APK-keuringsstation.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr Kalsbeek, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Wijma, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2000.