Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZJ0021

Datum uitspraak2000-06-14
Datum gepubliceerd2002-06-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00093
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00093 14 juni 2000 CJIB 22431218 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Utrecht van 10 april 2000 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie opgelegd van fl. 330,-- ter zake van "overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1); meer dan 35 t/m 40 km per uur", welke gedraging zou zijn verricht op 22 juli 1998 in de gemeente Utrecht op de Rijksweg A2. 3.2. Betrokkene betwist niet dat hij te snel heeft gereden. Wel plaatst hij kanttekeningen bij de geconstateerde snelheid van 140 km per uur, althans hij is zich van deze snelheid niet bewust geweest, en geeft hij aan dat de snelheidsovertreding kortstondig is geweest en genoodzaakt en gebillijkt door de verkeerssituatie op dat moment ter plaatse. In appel spitst het bezwaar van betrokkene zich hierop toe, dat door de kantonrechter ten onrechte niet is meegewogen dat er sprake is geweest van een tijdelijke versnelling om een bepaalde manoeuvre goed en tijdig uit te kunnen voeren en dat de verbalisanten, doordat ze pas na een grote afstand te hebben afgelegd betrokkene staande hebben gehouden, zelf hebben kunnen waarnemen dat slechts sprake is van een incidentele snelheidsoverschrijding, zoals door betrokkene aangevoerd. 3.3. De door betrokkene geschetste omstandigheden van het geval zijn de volgende. Hij reed op de A-2 op één van de rijstroken richting Amsterdam, terwijl hij naar Den Haag moest, hetgeen inhield, dat hij één van de twee rechterrijstroken van de A-2 diende te volgen. Rechts naast hem bevond zich een aaneengesloten rij auto's achter een bus. Hij heeft toen zijn snelheid verhoogd om ruim voor de bus langs de juiste rijstrook te bereiken. 3.4. Hetgeen betrokkene aldus ter verklaring van zijn snelheidsoverschrijding heeft aangevoerd kan niet leiden tot de conclusie dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden, het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken, dan wel dat, gelet op de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten worden vastgesteld. Immers, van een inhaalmanoeuvre dient te worden afgezien indien deze niet anders kan geschieden dan met overschrijding van de voorgeschreven maximumsnelheid (HR 1 februari 2000, 197-99-V). 3.5. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. Dit arrest is gewezen door mr Dijkstra, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Wijma, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juni 2000.