
Jurisprudentie
ZJ0024
Datum uitspraak2000-10-31
Datum gepubliceerd2002-06-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00111
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00111
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 00/00111
31 oktober 2000
CJIB 19429325
Gerechtshof te Leeuwarden
Beschikking
op het hoger beroep tegen de beschikking
van de kantonrechter te Delft
van 26 januari 1999 (het hof leest: 26 januari 2000)
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het verzet van de betrokkene tegen de tenuitvoerlegging van een door de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 13 januari 1999 uitgevaardigd dwangbevel ongegrond verklaard. De beschikking van de kantonrechter is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beschikking van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij brief van 12 april 2000 aan het kantongerecht heeft de betrokkene verzocht om een behandeling ter zitting. Dit verzoek heeft betrokkene herhaald bij brief van 4 augustus 2000, gericht aan het hof
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 17 oktober 2000. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr Dijkstra.
3. Beoordeling
3.1. Het beroepschrift is blijkens een daarop geplaatst stempel ter griffie van het kantongerecht ingekomen op 20 maart 2000. Gelet op de door betrokkene bij de behandeling getoonde stukken kan geredelijk worden betwijfeld of de beschikking wel op de op de beschikking vermelde datum van verzending ter post is bezorgd en niet enige weken later. Voorts staat onder de beschikking van het kantongerecht vermeld dat daartegen door de betrokkene binnen 14 dagen nadat de beschikking aan hem is betekend beroep in cassatie kan worden ingesteld. Nu deze mededeling zowel met betrekking tot het in te stellen rechtsmiddel als met betrekking tot de aanvang van de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel dient te zijn ingesteld, onjuist is, en er gerede twijfel bestaat omtrent de verzenddatum van de beschikking van het kantongerecht - zodat de aanvang van de termijn waarbinnen hoger beroep dient te zijn ingesteld ongewis is -, moet worden aangenomen, dat betrokkene tijdig hoger beroep heeft ingesteld. De betrokkene kan derhalve worden ontvangen in zijn beroep.
3.2. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl. 170,= opgelegd ter zake van "voor het motorvoertuig van 3500 kg of minder is geen keuringsbewijs afgegeven", welke gedraging zou zijn verricht op 25 oktober 1997 in de gemeente Zoetermeer (registercontrole).
3.3. Aangezien geen betaling van de opgelegde sanctie heeft plaatsgevonden, heeft de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 13 januari 1999 een dwangbevel uitgevaardigd.
3.4. Op 28 januari 1999 is voormeld dwangbevel door de deurwaarder aan de betrokkene betekend.
3.5. Op 4 februari 1999 heeft de betrokkene een brief gestuurd naar het kantongerecht te Delft, welke brief op die dag door het kantongerecht is ontvangen, waarin hij zijn bezwaren tegen het dwangbevel uiteenzet. Op voormelde datum heeft het kantongerecht aan de betrokkene een ontvangstbevestiging doen toekomen van de eerdergenoemde brief, die als verzetschrift is aangemerkt.
3.6. Bij de bestreden beschikking is het verzet ongegrond verklaard.
3.7. De betrokkene heeft aangevoerd dat hij begin oktober 1997 wegens familieomstandigheden, verband houdende met het overlijden van zijn vader, plotseling genoodzaakt was naar Curaçao af te reizen. Voor vertrek heeft de betrokkene zijn motorvoertuig op privé-terrein ondergebracht. Kort na aankomst in Curaçao heeft de betrokkene meermalen contact opgenomen met de Nederlandse autoriteiten teneinde te bewerkstelligen dat het kenteken van zijn motorvoertuig geschorst zou worden. De betrokkene heeft gesteld dat hij in zijn beleving alles heeft gedaan om te voorkomen dat hij een boete opgelegd zou krijgen. Pas na terugkomst in Nederland trof de betrokkene de initiële beschikking aan, waartegen hij daarop onmiddellijk bezwaren heeft aangevoerd.
3.8. Bij de beoordeling van de bestreden beschikking geldt het navolgende als uitgangspunt.
3.9. Een dwangbevel als bedoeld in art. 26 WAHV kan eerst rechtsgeldig worden uitgevaardigd nadat de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd tot verhaal waarvan het dwangbevel moet dienen, onherroepelijk is geworden.
Het hof is van oordeel dat het door de betrokkene ingestelde beroep bij de officier van justitie tegen de initiële beschikking weliswaar na de daarvoor gestelde termijn is binnengekomen, doch dat die termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht, nu de betrokkene - gestaafd met een veelheid van bescheiden - aannemelijk heeft gemaakt, dat hij zoveel inspanningen heeft verricht om te voorkomen dat hem na zijn vertrek een beschikking voor een gedraging zoals bedoeld in de WAHV zou worden opgelegd dat hij ervan mocht uitgaan dat hem niet een beschikking zou worden toegezonden voor enige na zijn datum van vertrek liggende gedraging, en voorts dat hij zo spoedig mogelijk nadat hij op de hoogte was geraakt van de hem opgelegde beschikking, daartegen bezwaren heeft aangevoerd.
Bij dit oordeel neemt het hof in aanmerking, dat betrokkene kort na zijn vertrek herhaaldelijk heeft verzocht zijn kenteken te schorsen, zij het niet aan het juiste bestuursorgaan en dat dit orgaan, anders dan betrokkene op grond van art. 2:2 Awb mocht verwachten, zijn verzoek niet heeft doen toekomen aan het juiste bestuursorgaan doch aan hem - kennelijk eerst ook nog aan zijn adres in Nederland - heeft teruggezonden onder vermelding van het bestuursorgaan waarbij het verzoek zou moeten worden ingediend.
3.10. Uit het onder 3.9 overwogene volgt dat het dwangbevel in dit geval niet rechtsgeldig is uitgevaardigd. De bestreden beschikking dient daarom te worden vernietigd. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
3.11. Opmerking verdient nog het navolgende. Het hof geeft de officier van justitie in het arrondissement 's Gravenhage in overweging de betrokkene op te roepen ten einde hem in de gelegenheid te stellen zijn beroep toe te lichten.
3.12. Ter 's hofs terechtzitting heeft de betrokkene verzocht de door hem gemaakte reiskosten in verband met de behandeling van zijn zaak in hoger beroep voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Het hof zal het verzoek ingevolge art. 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht overeenkomstig het Besluit tarieven in strafzaken toewijzen, te weten vergoeding van reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter;
verklaart het verzet gegrond;
bepaalt dat hetgeen uit hoofde van voormeld dwangbevel door betrokkene is betaald, te weten een bedrag van fl. 318, 75, aan betrokkene wordt gerestitueerd, alsmede dat het door deze op de voet van art. 26 en 26a WAHV betaalde griffierecht door de griffier van het kantongerecht aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van fl. 74,50.
Deze beschikking is gegeven door mr Vellinga, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Vlietstra, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 31 oktober 2000.