Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZJ0111

Datum uitspraak2001-02-21
Datum gepubliceerd2002-06-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00389
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00389 21 februari 2001 CJIB 31169455 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 13 september 2000 betreffende naam (hierna te noemen: betrokkene), wonende te (naam woonplaats). 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1 Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 60,-- opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1); t/m 10 km/h“, welke gedraging zou zijn verricht op 28 oktober 1999 op de A-10 in de gemeente Amsterdam. 3.2 Bij brief d.d. 19 januari 2000 heeft betrokkene tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij de officier van justitie. Op 22 maart 2000 heeft de officier van justitie het beroep ongegrond verklaard. De betrokkene heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de kantonrechter. 3.3 Bij brief van 6 april 2000 heeft de officier van justitie aan de betrokkene verzocht een afschrift van diens beslissing over te leggen. Op 9 april 2000 heeft de betrokkene een afschrift van de beslissing van de officier van justitie ingezonden. 3.4 Op 19 mei 2000 heeft de betrokkene zekerheid gesteld ter hoogte van de sanctie. 3.5 Op 13 september 2000 is het beroep ter zitting van de kantonrechter behandeld. De betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. 3.6 Bij de bestreden beslissing is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene geen afschrift van de beslissing van de officier van justitie heeft overgelegd. De betrokkene heeft tijdig tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld, en wel - kennelijk - op de grond dat hij wèl een afschrift als voormeld heeft overgelegd. 3.7. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van het kantongerecht hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan ƒ 150,-- of indien de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard wegens het niet of niet tijdig stellen van zekerheid als bedoeld in art. 11, derde lid, WAHV. In het onderhavige geval is betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep bij de kantonrechter omdat hij geen afschrift van de officier van justitie zou hebben overgelegd, terwijl de hoogte van de sanctie ƒ 60,-- bedraagt. De WAHV biedt in een zodanig geval niet de mogelijkheid hoger beroep bij het gerechtshof in te stellen. 3.8. Met betrekking tot de vraag of betrokkene desondanks in zijn hoger beroep tegen voormelde beslissing kan worden ontvangen is het volgende van belang. 3.9. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel, dat heeft geleid tot de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, strekkende tot vervanging van de mogelijkheid van beroep in cassatie door de mogelijkheid van hoger beroep, alsmede het aanbrengen van enige andere wijzigingen (vervanging in Mulder-zaken van beroep in cassatie door hoger beroep bij het gerechtshof Leeuwarden) houdt met betrekking tot de in het tweede lid van art. 14 WAHV opgenomen beroepsgrond onder meer het volgende in: “Indien inderdaad bij vergissing is aangenomen dat de zekerheid niet tijdig is gesteld of de kantonrechter de omstandigheden die het verzuim niet verwijtbaar maken niet of onvoldoende in zijn beschouwingen heeft betrokken, zou de betrokkene in een geval waarin de sanctie niet meer bedraagt dan ƒ 150 geconfronteerd worden met een niet-ontvankelijkverklaring waartegen geen enkel rechtsmiddel openstaat. Het beroep van de betrokkene is dan inhoudelijk niet beoordeeld door een rechter en in die zin is betrokkene dan ten onrechte het recht op toegang tot de rechter onthouden. (…..) Hoewel de ervaring heeft geleerd dat het om een beperkt aantal gevallen gaat, moet daarvoor gelet op het in artikel 6 EVRM besloten liggende recht op toegang tot de rechter een voorziening worden getroffen.” (Kamerstukken II, 1997-1998, 25 927, nr. 3 par.2.3). 3.10. Wanneer de kantonrechter bij vergissing zou hebben aangenomen dat de betrokkene in verzuim is geweest, kan zich eveneens de situatie voordoen dat het beroep van de betrokkene ten onrechte niet inhoudelijk door een rechter is beoordeeld. Het hof is van oordeel, hoewel de WAHV in dit geval niet voorziet in hoger beroep, dat het in art. 6 EVRM besloten liggende recht op toegang tot de rechter met zich meebrengt dat betrokkene, die erover klaagt dat hij door de kantonrechter ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep wegens het niet overleggen van een afschrift van de beslissing van de officier van justitie, in hoger beroep dient te worden ontvangen. 3.11. Nu de betrokkene wel aan het verzoek van de officier van justitie heeft voldaan om een afschrift van diens beslissing over te leggen, heeft de kantonrechter de betrokkene ten onrechte op die grond niet-ontvankelijk verklaard. Daar komt nog bij, dat de wet aan het niet overleggen van een afschrift als voormeld geen niet-ontvankelijkheid aan het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie verbindt. Het vorenoverwogene brengt mee, dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. 3.12. Nu de betrokkene voorts zekerheid heeft gesteld, zal het hof de zaak terugwijzen naar de kantonrechter. 4. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar het kantongerecht te Amsterdam ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, vice-president als voorzitter, Kalsbeek en Huisman, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Wijma, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2001.