
Jurisprudentie
ZJ0119
Datum uitspraak2001-02-28
Datum gepubliceerd2002-06-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00255
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00255
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 00/00255
28 februari 2001
CJIB 27763405
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Lelystad
van 4 augustus 2000
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Zwolle ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 330,-- opgelegd ter zake van “overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen, wegwerkzaamheden (bord A1) meer dan 25 km/h en t/m 30 km/h“ (feitcode S330E), welke gedraging zou zijn verricht op 3 juli 1999 op de A6 in de gemeente Lelystad.
3.2. De betrokkene voert -zakelijk weergegeven- aan dat in het onderhavige geval ten onrechte een snelheidsbeperking in verband met wegwerkzaamheden werd gehandhaafd, terwijl feitelijk op het moment van de gedraging (zijnde op een zaterdag) geen werkzaamheden werden uitgevoerd.
3.3. Het feit, dat ten tijde van de door de betrokkene begane gedraging niet daadwerkelijk werkzaamheden werden verricht, levert geen omstandigheid op, die oplegging van een administratieve sanctie niet billijkt of tot een lager bedrag van de sanctie moet leiden. Voor een gedraging als de onderhavige is immers niet vereist dat er ten tijde van de gedraging ook daadwerkelijk werd gewerkt (vergelijk HR 13 april 1999, nr. 547-98-V). Daar komt in het onderhavige geval nog bij, dat er volgens de verbaliserende ambtenaar ter plaatse wel gevaarscheppende elementen aanwezig waren.
3.4. Het feit dat de situatie ter plaatse -zoals betrokkene stelt- inmiddels is gewijzigd, levert geen omstandigheid op om de sanctie te matigen, en wel reeds daarom niet, omdat dit feit immers niet wegneemt dat ter plaatse ten tijde van de gedraging gevaarscheppende elementen aanwezig waren.
3.5. De kantonrechter heeft het beroep derhalve terecht ongegrond verklaard.
3.6. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter derhalve bevestigen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr Vellinga, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.