
Jurisprudentie
ZJ0144
Datum uitspraak2001-04-18
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00274
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00274
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 00/00274
18 april 2001
CJIB 21888863
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch
van 14 juni 2000
betreffende
[naam] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
zetelend te [plaatsnaam],
voor wie als gemachtigde optreedt [naam gemachtigde], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
[Gemachtigde] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[Gemachtigde] heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 60,= opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen (verkeersbord A1); t/m 10 km per uur“, welke gedraging zou zijn verricht op 30 mei 1998 op de Rijksweg A2, Oostbaan, in de gemeente '‘s-Hertogenbosch.
3.2. Op 1 januari 2000 is in werking getreden de Wet van 28 oktober 1999 tot wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna te noemen: de Wet), strekkende tot vervanging van de mogelijkheid van beroep in cassatie door de mogelijkheid van hoger beroep, alsmede het aanbrengen van enige andere wijzigingen (Stb. nr. 469).
3.3. Vanaf voormelde datum kan ingevolge artikel 14 , eerste lid, WAHV tegen de beslissing van het kantongerecht hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, op de in dat artikel vermelde gronden.
3.4. Op grond van eerdergenoemd artikel kan echter alleen dan hoger beroep worden ingesteld wanneer de sanctie meer bedraagt dan ƒ 150,=, of in de in de betrokkene met toepassing van het bepaalde in artikel 11, derde lid, WAHV, niet –ontvankelijk is verklaard. De wet voorziet derhalve niet in hoger beroep van de onderhavige uitspraak van de kantonrechter.
3.5. De betrokkene stelt dat hem niet kan worden tegengeworpen dat er inmiddels een wijziging van de appelgrens heeft plaatsgevonden. Betrokkene is van mening dat hij van voornoemde wijziging op de hoogte had dienen te worden gesteld door de verantwoordelijken, zodat hij zo nodig tijdige maatregelen had kunnen treffen. Zijns inziens kan een dergelijke wijziging niet van toepassing zijn op een eenmaal lopende procedure, zeker niet nadat de Hoge Raad in een eerder stadium arrest heeft gewezen in de onderhavige zaak.
3.6. Te dezen dient te worden vooropgesteld, dat art. 14, eerste lid, WAHV, welk artikel het recht op hoger beroep tegen beslissingen waarbij een administratieve sanctie is opgelegd van niet meer dan ƒ 150,=, uitsluit, niet strijdig is met art. 6 EVRM (Hof Leeuwarden, 14 juni 2000, VR 2000, 161). Dat wordt in zijn algemeenheid niet anders ten aanzien van gevallen (zoals dat van betrokkene), waarin het bij de kantonrechter ingestelde beroep nog aanhangig was op het moment van inwerkingtreding van de onder 3.3 genoemde Wet.
3.7. Het laatste kan onder omstandigheden anders zijn. Noch de omstandigheid dat de Hoge Raad reeds in een eerder stadium arrest heeft gewezen in de onderhavige zaak, noch de omstandigheid dat de betrokkenen niet voor 1 januari 2000 op de onderhavige wijziging van de wet is gewezen, levert echter een dergelijke omstandigheid op. Van de zijde van de betrokkene zijn overigens geen omstandigheden aangevoerd die tot het oordeel zouden moeten leiden dat in de onderhavige zaak niet-ontvankelijkverklaring op grond van artikel 14, eerste lid, WAHV leidt tot schending van het bepaalde in art. 6, eerste lid, EVRM.
3.8. Uit het vorenoverwogene volgt dat de betrokkene niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr Kalsbeek, in tegenwoordigheid van mr Vlietstra, als griffier.