Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

ZJ0146

Datum uitspraak2001-04-18
Datum gepubliceerd2002-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00375
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WAHV 00/00375 18 april 2001 CJIB 31027543 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te 's-Hertogenbosch van 6 september 2000 betreffende [naam] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,-- opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (gedragsregel) meer dan 20 km/h en t/m 25 km/h“, welke gedraging zou zijn verricht op 10 november 1999 op de Vlijmense weg in de gemeente ’s Hertogenbosch. 3.2. De betrokkene stelt dat hij ten tijde van de gedraging fysiek niet in staat was zelf een motorrijtuig te besturen. De betrokkene ontkent echter niet, dat de gedraging is verricht met een motorrijtuig, waarvan het kenteken ten tijde van de gedraging op zijn naam in het kentekenregister was ingeschreven. Derhalve staat de door betrokkene genoemde omstandigheid gelet op het bepaalde in art. 5 WAHV niet aan oplegging van de administratieve sanctie in de weg. 3.3. De betrokkene stelt voorts, dat aan hem ter zake van de overschrijding van de maximumsnelheid ten onrechte een administratieve sanctie is opgelegd, omdat hij door zijn gedraging geen gevaar of hinder heeft veroorzaakt of schade heeft toegebracht aan andere weggebruikers. 3.4. Bij de beoordeling van dit verweer dient het volgende te worden vooropgesteld. De wetgever heeft voor de bebouwde kom een maximumsnelheid vastgesteld ter beteugeling van het gevaar dat aan het gebruik van motorrijtuigen in het algemeen en in de bebouwde kom in het bijzonder is verbonden, en wel ongeacht of door overschrijding van de maximumsnelheid gevaar en/of hinder wordt veroorzaakt. Teneinde weggebruikers als betrokkene te weerhouden de ter plaatse geldende maximumsnelheid te overschrijden en aldus de bedoeling van de vaststelling van de maximumsnelheid te ondergraven, wordt aan een bestuurder die de maximumsnelheid overtreedt overeenkomstig de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) een administratieve sanctie opgelegd die hoger is naarmate de overschrijding van de maximumsnelheid groter is. Met het voorgaande verdraagt zich niet dat aan de bestuurder wordt overgelaten te beoordelen of ter voorkoming van gevaar en/of hinder voor andere weggebruikers naleving van de ter plaatse geldende maximumsnelheid noodzakelijk is. 3.5. Uit het voorgaande vloeit voort, dat de door de betrokkene genoemde omstandigheden niet van dien aard zijn, dat deze het opleggen van de onderhavige administratieve sanctie niet billijken en dat deze evenmin van dien aard zijn dat deze tot matiging van de opgelegde sanctie dienen te leiden. Dat klemt in het onderhavige geval in het bijzonder nu de betrokkene binnen de bebouwde kom de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/h zeer aanzienlijk, te weten met meer dan 20 km/h heeft overschreden. 3.6. Aan het voorgaande doet niet af dat – zoals de betrokkene stelt - ter plaatse op de Vlijmense weg geen borden met de aanduiding “50 km/h” staan en dat ter plaatse geen huizen staan. Van een bestuurder wordt immers verlangd dat hij zich binnen de bebouwde kom houdt aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid, ook al is op een weg binnen de bebouwde kom die maximumsnelheid niet met borden aangegeven, en ook al valt aan de bebouwing ter plaatse niet te zien dat de weg is gelegen binnen de bebouwde kom. 3.7. Hetgeen de betrokkene naar voren brengt over de in zijn ogen onevenredig grote inspanning die de officier van justitie zich getroost om een sanctie op te leggen ter zake van gedragingen als de onderhavige betreft het door de officier van justitie in zijn algemeenheid gevoerde beleid en stelt de vraag aan de orde of de officier van justitie bij de uitoefening van zijn taak de juiste prioriteiten stelt. Het is daarom niet van dien aard, dat dit het opleggen van de onderhavige administratieve sanctie in het onderhavige geval niet billijkt en is evenmin van dien aard dat dit in het onderhavige geval tot matiging van de opgelegde sanctie dient te leiden. 3.8. Uit het vorenoverwogene volgt dat de kantonrechter het beroep van de betrokkene terecht ongegrond heeft verklaard en dat de bestreden beslissing derhalve kan worden bevestigd, wat er ook zij van de overwegingen die de kantonrechter aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Derhalve kan buiten beschouwing blijven hetgeen de betrokkene opmerkt over de inhoud van het vonnis van de kantonrechter in relatie tot de inhoud van het door hem ter zitting van de kantonrechter overgelegde schriftelijke pleidooi. 3.9. Het vorenoverwogene brengt mee, dat er geen grond is de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten van de betrokkene. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter; wijst het verzoek van de betrokkene om de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten af. Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, als voorzitter, Kalsbeek en Huisman in tegenwoordigheid van mr Vlietstra als griffier.