Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 305
1
De stichting, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, die hem toevertrouwde minderjarigen uit huis plaatst, houdt de raad voor de kinderbescherming schriftelijk op de hoogte van de plaatsen waar zij zich bevinden.
2
De plaatsen, waar een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg, minderjarigen heeft geplaatst, worden door de raad voor de kinderbescherming bezocht, zo vaak hij dit ter beoordeling van de toestand der minderjarigen dienstig acht.
3
De artikelen 261, vijfde lid, 262, eerste en derde lid, 263, eerste lid, eerste volzin, en vierde lid, eerste volzin, en 265, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 3, vierde lid, van de Wet op de jeugdzorg is eveneens van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.