
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 385
1
Behoudens het in de artikelen 383 en 384 bepaalde vinden de artikelen 250 en 280, onder b, 281 lid 1 onder a en lid 2, 297-299, 322, onder a en c, 324, 336 en 372-377 bij curatele overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
a
in geval van benoeming van een ouder tot curator een bereidverklaring als bedoeld in artikel 280 onder b niet is vereist;
b
voor rechtbank of rechter wordt gelezen kantonrechter.
c
aan de raad voor de kinderbescherming terzake geen bevoegdheden toekomen;
d
de curator te allen tijde wegens gewichtige redenen op eigen verzoek, op verzoek van de uit hoofde van verkwisting of gewoonte van drankmisbruik onder curatele gestelde, op verzoek van het openbaar ministerie of ambtshalve door de kantonrechter kan worden ontslagen;
e
de curator de rekening en verantwoording, bedoeld in artikel 374, aflegt ten overstaan van de bij het einde van zijn bewind ter zake bevoegde kantonrechter.
2
Een curator die niet is de echtgenoot, geregistreerde partner dan wel andere levensgezel of bloedverwant in de rechte lijn van de onder curatele gestelde, kan bovendien ontslag verzoeken, wanneer hij de curatele tenminste acht jaren heeft uitgeoefend; het ontslag wordt verleend zodra de kantonrechter zich in staat acht een geschikte opvolger te benoemen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.