Wegenverkeerswet 1994
Artikel 112
1
Onverminderd artikel 111 wordt een rijbewijs niet afgegeven aan degene:
a
aan wie de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, voor de duur van de ontzegging;
b
van wie ingevolge een der artikelen 130, tweede lid, of 164 de overgifte van dat bewijs is gevorderd dan wel wiens rijbewijs is ingevorderd en aan wie dat bewijs niet is teruggegeven;
c
ten aanzien van wie ingevolge artikel 131, derde lid, onderdeel a, de geldigheid van het rijbewijs is geschorst, voor de categorie of categorieën van motorrijtuigen waarop de schorsing betrekking heeft, voor de duur van de schorsing;
d
van wie ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering van het rijbewijs is gevorderd dan wel wiens rijbewijs krachtens die wet is ingenomen, of
e
van wie is gebleken dat die houder is van een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, tenzij de afgifte van een rijbewijs plaatsvindt tegen overlegging van dat rijbewijs.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen b, c en d, wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.