
Wet financiering sociale verzekeringen
Artikel 1 Algemene begrippen 
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: 
a
 Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; 
b
 UWV: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; 
c
 SVB: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; 
d
 College zorgverzekeringen: het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet; 
e
 zorgautoriteit: de Nederlandse Zorgautoriteit, bedoeld in de Wet marktordening gezondheidszorg; 
f
 Ouderdomsfonds: het Ouderdomsfonds, genoemd in artikel 82, eerste lid; 
g
 Nabestaandenfonds: het Nabestaandenfonds, genoemd in artikel 82, tweede lid; 
h
 Spaarfonds AOW: het Spaarfonds AOW, genoemd in artikel 86; 
i
 Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten: het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, genoemd in artikel 89; 
j
 Algemeen Werkloosheidsfonds: het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 93; 
k
 sectorfonds: een sectorfonds als bedoeld in artikel 94; 
l
 Uitvoeringsfonds voor de overheid: het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 106; 
m
 Arbeidsongeschiktheidsfonds: het Arbeidsongeschiktheidsfonds, genoemd in artikel 112; 
n
 Arbeidsongeschiktheidskas: de Arbeidsongeschiktheidskas, genoemd in artikel 113; 
o
 werknemer: de werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 
p
 overheidswerknemer: de werknemer bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Werkloosheidswet; 
q
 werkgever: de werkgever in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 
r
 overheidswerkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet; 
s
 sociaal-fiscaalnummer: het nummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; 
t
 inspecteur: de functionaris van de rijksbelastingdienst die als zodanig bij regeling van Onze Minister van Financiƫn is aangewezen; 
u
 loontijdvak: het loontijdvak, bedoeld in artikel 25, eerste en vierde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964; 
v
 premiebetalingstijdvak: het kalenderjaar; 
w
 Werkhervattingskas: de Werkhervattingskas, genoemd in artikel 113a; 
x
 WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten, bedoeld in artikel 54 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. 
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
 - Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
 

