Wet luchtvaart
Artikel 11.13
1
Bij de toepassing van artikel 11.11 gaat de bijkomende straf in en verliest elk aan de veroordeelde ingevolge artikel 2.2 afgegeven bewijs van bevoegdheid of ingevolge artikel 2.7 afgegeven bewijs van gelijkstelling zijn geldigheid voor de duur van de ontzegging, zodra de rechterlijke uitspraak voor wat genoemde bijkomende straf betreft, voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden. De uitspraak is, voor wat de bijkomende straf betreft, niet voor tenuitvoerlegging vatbaar, zolang de termijn, waarvoor hem bij een of meer andere rechterlijke uitspraken die bevoegdheid is ontzegd, nog niet verstreken zijn.
2
Bij de rechterlijke uitspraak kan worden bepaald, dat de tijd, gedurende welke het bewijs van bevoegdheid van de veroordeelde ingevolge artikel 11.7 voor het tijdstip, waarop de uitspraak voor wat betreft de in dit artikel genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, dan wel ingevolge artikel 11.8, tweede lid, een vliegverbod is opgelegd, op de duur van de in het eerste lid bedoelde bijkomende straf geheel of gedeeltelijk in mindering zal worden gebracht.
3
Voor wat betreft de in het eerste lid bedoelde bijkomende straf is artikel 557, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering op rechterlijke uitspraken niet van toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.