Wet luchtvaart
Artikel 3.17
1
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan een bewijs van luchtwaardigheid voor een burgerluchtvaartuig schorsen, wanneer:
a
een ernstig vermoeden rijst dat het betrokken luchtvaartuig niet luchtwaardig is;
b
het desbetreffende luchtvaartuig niet meer in het register, bedoeld in artikel 3.3, is ingeschreven;
c
de houder van het betrokken luchtvaartuig dat luchtvaartuig niet overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen onderhoudt of laat onderhouden, of
d
de houder van het betrokken luchtvaartuig anderszins het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde niet nakomt.
2
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heft de schorsing op zodra de redenen van de schorsing zijn komen te vervallen.
3
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat trekt een bewijs van luchtwaardigheid voor een burgerluchtvaartuig ambtshalve in, wanneer:
a
het type-certificaat met betrekking tot dat luchtvaartuig is ingetrokken;
b
ter verkrijging van het bewijs van luchtwaardigheid onjuiste gegevens zijn verstrekt, of
c
het betrokken luchtvaartuig onherstelbaar is beschadigd.
4
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan een bewijs van luchtwaardigheid voor een burgerluchtvaartuig intrekken, wanneer:
a
het betrokken luchtvaartuig anders dan wegens onherstelbare beschadiging niet luchtwaardig is, of
b
het bewijs van luchtwaardigheid gedurende ten minste drie maanden is geschorst.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.