Wet luchtvaart
Artikel 11.16
1
Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtreding van:
a
artikel 5.14c of 5.14d, eerste lid;
b
artikel 7.1, eerste lid;
c
artikel 8.12, 8.19, 8.20 of 8.21 of van een beperking of voorschrift als bedoeld in artikel 8.23;
d
een maatregel als bedoeld in artikel 8.22.
2
Een boete en een last onder dwangsom kunnen tezamen worden opgelegd.
3
De boete bedraagt ten hoogste:
a
500 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;
b
1 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;
c
100 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;
d
1 000 000 euro bij een overtreding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
4
Een boete wordt niet opgelegd indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de overtreding kan worden toegerekend aannemelijk maakt dat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt.
5
Bij de vaststelling van de hoogte van de boete wordt in ieder geval rekening gehouden met de ernst en de duur van de overtreding en zo nodig met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
6
De bevoegdheid om een boete op te leggen vervalt vijf jaren na het plegen van de overtreding. Indien tegen de boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.