Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Artikel 16
1
Behoudens het bij het tweede, derde en vierde lid bepaalde kan bij publiekrechtelijke regeling of collectieve arbeidsovereenkomst worden bepaald, dat de werknemer geen aanspraak heeft op vakantiebijslag dan wel aanspraak heeft op een lager bedrag aan vakantiebijslag dan uit artikel 15 voortvloeit.
2
Indien de som van het loon, waarop de werknemer op 1 juni van enig jaar over het daaraan voorafgaande tijdvak van een jaar aanspraak heeft verworven, en de vakantiebijslag, voor zover de werknemer daarop over dat tijdvak aanspraak heeft verworven, minder bedraagt dan 108% van het bedrag, waarop de werknemer over dat tijdvak als minimumloon aanspraak heeft verworven, heeft de werknemer over dat tijdvak bovendien aanspraak op een bedrag aan vakantiebijslag ter grootte van het bedrag waarmee genoemde 108% eerdergenoemde som te boven gaat.
3
Voor zover de werknemer over een tijdvak als bedoeld in het tweede lid aanspraak op uitkeringen krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet tijdens dienstbetrekking heeft verworven, heeft de werknemer over deze uitkeringen jegens de werkgever aanspraak op een zodanig bedrag aan vakantiebijslag, dat dit bedrag vermeerderd met die uitkeringen ten minste 108% bedraagt van het bedrag waarop de werknemer over dit tijdvak aan uitkeringen krachtens de Ziektewet en de Werkloosheidswet berekend over het minimumloon, aanspraak heeft of zou hebben verworven.
4
Ingeval toepassing is gegeven aan artikel 15, vierde lid, heeft de werknemer over een tijdvak als bedoeld in het tweede lid tenminste aanspraak op een zodanig bedrag aan vakantiebijslag dat dit bedrag vermeerderd met het loon, respectievelijk de uitkeringen krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet, waarop de werknemer over dat tijdvak aanspraak heeft verworven, niet lager is dan de som van het krachtens artikel 15, vierde lid, vastgestelde minimumbedrag en het minimumloon, respectievelijk de uitkeringen krachtens de Ziektewet en de Werkloosheidswet berekend over het minimumloon, waarop de werknemer over dat tijdvak aanspraak heeft of zou hebben verworven.
5
Ingeval het door de werkgever en werknemer overeengekomen loon het drievoud van het minimumloon overschrijdt, kan ook bij schriftelijke overeenkomst worden bepaald, dat de werknemer geen aanspraak heeft op vakantiebijslag dan wel aanspraak heeft op een lager bedrag aan vakantiebijslag. Artikel 15, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
6
Ingeval de werkgever die jegens zijn werknemers verplicht is tot toepassing van een publiekrechtelijke regeling of collectieve arbeidsovereenkomst, dan wel algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, waarbij op grond van het eerste lid is afgeweken van artikel 15, tevens werknemers in dienst heeft jegens wie die verplichting niet bestaat, kan ten aanzien van laatstbedoelde werknemers bij schriftelijke overeenkomst op overeenkomstige wijze van artikel 15 worden afgeweken.
7
Indien de werknemer ingevolge enige wettelijke bepaling uit de overeenkomst, waarop de dienstbetrekking berust, recht heeft op loon over een periode, waarin hij geen arbeid verricht, worden de uitkeringen krachtens de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg en de Werkloosheidswet, waarmede het loon ingevolge die bepaling wordt verminderd, voor de toepassing van dit artikel geacht ten laste van de werkgever komend loon te zijn.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.