Wet op de Raad van State
Artikel 41
1
Van de verzoeker om een voorlopige voorziening wordt door de secretaris een griffierecht geheven. Artikel 40, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2
Artikel 40, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken bedraagt. De voorzitter kan een kortere termijn stellen.
3
Indien het verzoek wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzitter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit hangende de procedure met betrekking tot de hoofdzaak op te schorten dan wel de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen, wordt het betaalde griffierecht door de secretaris terugbetaald. In de overige gevallen kan de desbetreffende rechtspersoon, indien het verzoek wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden.
4
De uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht door de door de voorzitter aangewezen rechtspersoon geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.
5
Indien het verzoek is gedaan door het bestuursorgaan en het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de secretaris aan de desbetreffende rechtspersoon wordt terugbetaald.
6
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening dat wordt gedaan nadat een verzoek om herziening is gedaan.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.