Wet op de dierenbescherming
Artikel 3
1
Het is verboden zonder vergunning van of vanwege Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een inrichting te houden, waar dieren van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of groepen van soorten worden tentoongesteld of vertoond, afgericht, dan wel ten verkoop voorradig worden gehouden. Aangewezen worden slechts in Nederland niet in het wild levende soorten, met uitzondering van honden, katten en soorten van dieren, welke in Nederland plegen te worden gehouden met het oog op een door het dier te leveren of daarvan afkomstig goed of in verband met de trekkracht van het dier.
2
Wij kunnen bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van bepaalde groepen van inrichtingen al dan niet voor bepaalde soorten van dieren ontheffing verlenen van het in het vorige lid gestelde verbod.
3
Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden teneinde een behoorlijke verzorging en behandeling van de dieren te verzekeren.
4
Ten aanzien van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zeldzame diersoorten kunnen de voorschriften ook strekken tot bevordering van de instandhouding van de soort.
5
Een vergunning kan slechts worden geweigerd, indien de in het derde en vierde lid bedoelde oogmerken niet in voldoende mate door het geven van voorschriften kunnen worden verwezenlijkt.
6
Een vergunning wordt verleend voor bepaalde of onbepaalde tijd; zij kan te allen tijde worden ingetrokken, indien de daaraan verbonden voorschriften niet zijn nageleefd of op grond van omstandigheden, die, waren zij ten tijde van het verlenen van de vergunning bekend geweest, tot een andere beslissing zouden hebben geleid.
7
[Vervallen.]
8
Overtreding van het in het eerste lid gestelde verbod of van een krachtens het derde of vierde lid gegeven voorschrift wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van de tweede categorie.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN AU9650, Hoger beroep, 211-H-05
Rechtsoort
Personen-en familierecht
Datum uitspraak
21-12-2005
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Hoger beroep
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Gerechtshof 's-GravenhageEchtscheiding van partijen die hun gewone verblijfplaats op Malta hebben. Artikel 2 van Brussel II (EG-verordening nummer 1347/2000 van de Raad van 29 mei 2000) verhindert de vrouw feitelijk de toegang tot de rechter zodat het hofdeze bepaling buiten beschouwing laat.