Wet op de expertisecentra
Artikel 169 Verplichte aansluiting bij rechtspersoon i.v.m. kosten vervanging en onvrijwillige taakvermindering
1
Het bevoegd gezag van een school onderscheidenlijk het regionaal expertisecentrum is aangesloten bij een door Onze minister aan te wijzen rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stelt waarborgen te bieden voor
a
de kosten voor vervanging bij afwezigheid van personeel, en
b
de kosten voortvloeiend uit rechtspositionele verplichtingen ten aanzien van personeel dat gebruik maakt van een krachtens artikel 33, tweede lid, vastgestelde regeling voor onvrijwillige taakvermindering.
2
Het bevoegd gezag van een school onderscheidenlijk het regionaal expertisecentrum is voorts verplicht jaarlijks een door de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon te bepalen bijdrage te voldoen aan die rechtspersoon in verband met de kosten voor vervanging.
3
Van de in het eerste juncto tweede lid bedoelde verplichting kan Onze minister op verzoek van het bevoegd gezag onderscheidenlijk het regionaal expertisecentrum ontheffing verlenen op grond van bezwaren van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Onze minister verleent de ontheffing slechts indien het bevoegd gezag onderscheidenlijk het regionaal expertisecentrum aantoont dat een afdoende andere voorziening is getroffen met betrekking tot de gevolgen van vervanging bij afwezigheid van personeel en de gevolgen die voortvloeien uit rechtspositionele verplichtingen ten aanzien van personeel dat gebruik maakt van een krachtens artikel 33, tweede lid, vastgestelde regeling voor onvrijwillige taakvermindering. Onze Minister besluit binnen zes maanden na ontvangst van een verzoek als bedoeld in de eerste volzin. Indien de beschikking niet binnen zes maanden kan worden gegeven, stelt Onze minister het bevoegd gezag onderscheidenlijk het regionaal expertisecentrum daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
4
De rechtspersoon kan regels vaststellen ter uitvoering van het eerste lid.
5
Uit 's Rijks kas wordt jaarlijks een door Onze minister te bepalen bedrag betaald aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, in verband met de kosten, bedoeld in dat lid onder b.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.