Wet op de expertisecentra
Artikel 28c Taken commissie voor de indicatiestelling
1
De commissie voor de indicatiestelling beoordeelt op verzoek van de ouders van een leerling, die zijn woonplaats heeft in het gebied van het regionaal expertisecentrum, of een leerling op basis van de in het achtste lid bedoelde criteria:
a
in aanmerking komt voor een leerlinggebonden budget indien de leerling wordt dan wel is ingeschreven bij een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede
b
toelaatbaar is tot een van de onderwijssoorten in een cluster als bedoeld in artikel 2, vierde lid onder b of c, waarvoor de commissie voor de indicatiestelling werkzaam is en zo ja, tot welke onderwijssoort, dan wel toelaatbaar is tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid onder d, waarvoor de commissie voor de indicatiestelling werkzaam is.
2
Het oordeel van de commissie voor de indicatiestelling, bedoeld in het eerste lid onder a en b, heeft betrekking op een bij algemene maatregel van bestuur per onderwijssoort bepaald aantal schooljaren, waarbij kan worden bepaald dat van dat aantal wordt afgeweken op grond van leerlingkenmerken. Indien het oordeel in de loop van een schooljaar wordt gegeven, wordt de periode tot de eerste dag van het eerstvolgende schooljaar toegevoegd aan de in de eerste volzin bedoelde periode. Voor het verstrijken van de periode, bedoeld in de eerste volzin, in voorkomende gevallen verlengd overeenkomstig de tweede volzin, beoordeelt de commissie voor de indicatiestelling op verzoek van de ouders of de leerling nog voldoet aan de criteria, bedoeld in het achtste lid.
3
Indien de commissie voor de indicatiestelling op basis van de beschikbare informatie nog niet tot een oordeel over de toelaatbaarheid kan komen, kan de commissie het bevoegd gezag van een school verzoeken te adviseren over de toelaatbaarheid van een leerling tot een van de onderwijssoorten in een cluster als bedoeld in artikel 2, vierde lid onder b of c, dan wel tot het cluster als bedoeld in artikel 2, vierde lid onder d, waarvoor de commissie voor de indicatiestelling werkzaam is. Teneinde dit advies mogelijk te maken wordt de leerling gedurende een periode van korter dan een schooljaar toegelaten tot een school waarvan het bevoegd gezag zich tot advisering bereid heeft verklaard in voorkomend geval onder handhaving van zijn inschrijving bij de school, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs. Voor de afloop van de in de vorige volzin bedoelde periode zendt het bevoegd gezag het advies, vergezeld van een verslag van de bevindingen aan de commissie voor de indicatiestelling. Indien de commissie voor de indicatiestelling niet binnen de in de tweede volzin genoemde periode, een beslissing heeft genomen, wordt de termijn, genoemd in de tweede volzin met 6 weken verlengd.
4
Het verzoek, bedoeld in het eerste en het tweede lid, wordt bij de commissie voor de indicatiestelling ingediend onder overlegging van een volledig ingevuld aanmeldingsformulier dat door die commissie wordt verstrekt. Het aanmeldingsformulier bevat in elk geval de adresgegevens van de leerling en zijn ouders, de naam en de geboortedatum van de leerling, de onderwijssoort waarvoor indicatie wordt gevraagd, en indien eerder een indicatie is verkregen, de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d, waartoe de leerling toelaatbaar was verklaard. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens en verklaringen bij het aanmeldingsformulier dienen te worden gevoegd en de wijze waarop zij dienen te worden aangeleverd. In voorkomend geval informeert de commissie voor de indicatiestelling de ouders welke gegevens en verklaringen ontbreken en op welke wijze zij zijn te verkrijgen.
5
De commissie voor de indicatiestelling zendt een afschrift van het aanmeldingsformulier en een weergave van de gegevens en verklaringen, bedoeld in het vierde lid, tezamen met een afschrift van het oordeel aan de inspectie.
6
Het regionaal expertisecentrum ziet erop toe dat de in het vijfde lid bedoelde gegevens en verklaringen slechts worden gebruikt ten behoeve van de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, en het toezicht daarop door de inspectie.
7
De gegevens en verklaringen worden bij het regionaal expertisecentrum bewaard tot drie jaar na afloop van de periode waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard tot een van de onderwijssoorten binnen het cluster of tot het cluster waartoe het regionaal expertisecentrum behoort dan wel tot drie jaar na de beoordeling door de commissie voor de indicatiestelling indien de leerling niet toelaatbaar is verklaard tot een van de onderwijssoorten binnen het cluster of tot het cluster waartoe het regionaal expertisecentrum behoort. Het regionaal expertisecentrum draagt er zorg voor dat de gegevens en verklaringen worden bewaard op een plaats die uitsluitend toegankelijk is voor het regionaal expertisecentrum en de met het onderzoek belaste functionarissen.
8
Bij algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de door de commissie voor de indicatiestelling in acht te nemen criteria voor het in aanmerking komen voor een leerlinggebonden budget alsmede het toelaatbaar verklaren tot een onderwijssoort in een cluster als bedoeld in artikel 2, vierde lid onder b of c, en tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid onder d, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen toelaatbaarheid tot het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.
9
Met betrekking tot een leerling die toelaatbaar is verklaard tot het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid onder d, geeft de commissie voor de indicatiestelling de ouders tevens een advies over de te kiezen school binnen het gebied van het regionaal expertisecentrum.
10
Een beslissing van de commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in het eerste en het tweede lid en een beslissing van bedoelde commissie die samenhangt met de toepassing van het derde lid, wordt aangemerkt als een beschikking van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beschikking is geen besluit als bedoeld in artikel 8:4 onder e, van de Algemene wet bestuursrecht.
11
Indien de commissie voor de indicatiestelling zich bij haar beoordeling niet houdt aan de voorschriften, bedoeld in het achtste lid, kan Onze minister bepalen dat de commissie voor de indicatiestelling niet langer bevoegd is tot het geven van beoordelingen op grond van dit artikel.
12
Indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat de grond voor ontneming van de bevoegdheid, bedoeld in het elfde lid, niet langer aanwezig is, kan Onze minister besluiten de bevoegdheid opnieuw aan de commissie voor de indicatiestelling toe te kennen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.