Wet op de expertisecentra
Artikel 73a Afwijking van de reguliere bekostiging
1
Onze minister kan op aanvraag van een bevoegd gezag besluiten dat, met het oog op de ontwikkeling door scholen van instrumenten voor planning en beheer, de artikelen 120, tweede en derde lid, 124, 143 en 144 niet van toepassing zijn op de bekostiging van de scholen van dat bevoegd gezag. Voor een dergelijk besluit komen ten hoogste tien bevoegde gezagsorganen in aanmerking. Onze minister kan een tijdstip vaststellen voor welke de aanvragen moeten worden ingediend.
2
Onze minister bepaalt bij zijn besluit welke regelen en voorwaarden voor de bekostiging zullen gelden in plaats van het bepaalde bij of krachtens de artikelen, genoemd in het eerste lid, alsmede de wijze van bekostiging. Onze minister kan aan het besluit voorschriften verbinden omtrent het afleggen van rekening en verantwoording van het financieel beheer, alsmede, zo nodig in afwijking van het bepaalde krachtens artikel 168, tweede volzin, omtrent de inrichting van de boekhouding.
3
Onze minister stelt, na overleg met de aanvrager, een ontwerp op van het besluit en zendt dit ontwerp aan de aanvrager. Indien de aanvrager zijn aanvraag niet binnen twee weken na verzending van het ontwerp van het besluit door Onze minister heeft ingetrokken, besluit Onze minister overeenkomstig het ontwerp.
4
Voor zover nodig neemt Onze minister, na overleg met de gemeente of gemeenten die het aangaat, een besluit omtrent toepassing van de overschrijdingsregeling, bedoeld in de artikelen 136 tot en met 142, door de gemeente of gemeenten waar een of meer scholen waarop een besluit als bedoeld in het eerste lid van toepassing is, gevestigd zijn. Onze minister kan daarbij afwijken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 136 tot en met 142.
5
Het besluit, bedoeld in het eerste lid, heeft een geldigheidsduur van ten hoogste vier jaren.
6
Indien voor het einde van de geldigheidsduur van het besluit een voorstel van wet tot invoering van lumpsumbekostiging voor de personeels- en exploitatiekosten van scholen als bedoeld in deze wet bij de Staten-Generaal wordt ingediend, kan de minister het besluit, bedoeld in het eerste lid, na overleg met het bevoegd gezag, zodanig aanpassen en in afwijking van het vijfde lid verlengen, dat een goede overgang wordt gewaarborgd naar het bekostigingssysteem dat geldt op het moment waarop de periode eindigt waarop het besluit betrekking heeft.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.