Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

 

Artikel 4.7 Commissies van beroep personeel bijzondere instellingen
1
Elke bijzondere instelling is aangesloten bij een commissie van beroep, waarbij door elk personeelslid van die instelling dat rechtstreeks in zijn belang is getroffen, beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing, door of namens het instellingsbestuur genomen, inhoudende:
a
een disciplinaire maatregel,
b
schorsing,
c
ontslag anders dan op eigen verzoek, voordat de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt,
d
het direct of indirect onthouden van bevordering, of
e
de beƫindiging van een verlengd tijdelijk dienstverband.
2
Een commissie van beroep strekt haar werkzaamheden uit over een of meer instellingen.
3
De commissie bestaat uit een even aantal gewone leden en, wanneer dit in het beroepsreglement is bepaald, evenveel plaatsvervangende leden, een voorzitter, tevens lid, en, wanneer dit in het beroepsreglement is bepaald, een of meer plaatsvervangende voorzitters. De besturen en het personeel van de aangesloten instellingen benoemen onderscheidenlijk kiezen elk de helft van het aantal gewone leden en plaatsvervangende leden. De gewone leden kiezen de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter of voorzitters. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter of voorzitters en de overige leden en de eventuele plaatsvervangende leden worden benoemd voor een termijn van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar.
4
De leden en de eventuele plaatsvervangende leden van de commissie van beroep mogen geen lid zijn van het bestuur van een aangesloten instelling noch deel uitmaken van het personeel van de vereniging of stichting waarvan die instelling uitgaat.
5
Op eigen verzoek wordt aan de leden en plaatsvervangende leden van de commissie van beroep ontslag verleend. Bij het bereiken van de leeftijd van zeventig jaar wordt hun ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand. Zij worden ontslagen indien zij uit hoofde van ziekte of gebreken ongeschikt zijn hun functie te vervullen alsmede indien zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld. Alvorens het ontslag op grond van het in de derde volzin bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene van het voornemen tot ontslag in kennis gesteld en wordt hem de gelegenheid geboden zich terzake te doen horen.
6
De uitspraak van de commissie van beroep is voor het instellingsbestuur bindend.
7
De besturen van de aangesloten instellingen stellen voor de commissie van beroep een beroepsreglement vast, dat erin voorziet dat een onpartijdig en onafhankelijk functioneren van de commissie is gewaarborgd. Bij of krachtens het beroepsreglement worden geregeld:
a
de omvang en samenstelling van de commissie van beroep,
b
de zittingstermijn van de leden en eventuele plaatsvervangende leden van de commissie van beroep,
c
de wijze waarop het lidmaatschap of plaatsvervangend lidmaatschap eindigt,
d
de rechtsgang bij de commissie van beroep, daaronder begrepen de inhoud en indiening van het beroepschrift, de behandeling ter zitting en de voorbereiding daarvan, de uitspraak alsmede de mogelijkheden van verzet, voorlopige voorziening en herziening van uitspraken, alsmede
e
de wijze waarop in het secretariaat van de commissie van beroep wordt voorzien.
8
Het beroepsreglement wordt niet gewijzigd dan nadat de commissie van beroep over de voorgenomen wijziging is gehoord.
9
Tijdens de behandeling door de commissie van beroep loopt geen verjaring met betrekking tot rechtsvorderingen terzake van beslissingen die aan het oordeel van de commissie van beroep zijn onderworpen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •