Wijzigingswet Wet bevordering eigenwoningbezit (verruiming en vereenvoudiging werking van de Wet bevordering eigenwoningbezit)
Artikel II
1
Indien op voet van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals zij laatstelijk vóór de inwerkingtreding van deze wet luidde, een eigenwoningbijdrage voor een driejaarstijdvak of een bijzondere bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten van het in eigendom verkrijgen van een woning voor een tijdvak van ten hoogste zes maanden in de zin van die wet is toegekend, worden daaropvolgende eigenwoningbijdragen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder a en b, en bijzondere bijdragen als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van die wet op aanvraag aan de betrokken eigenaar-bewoner in de zin van die wet toegekend op de wijze als in die wet voorzien indien aan die wet en de daarop berustende bepalingen wordt voldaan.
2
Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2007 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel 41, eerste, vierde, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
a
de maximale inkomensgrenzen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet;
b
de maximale vermogensgrenzen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a, c en d, van die wet;
c
de minimaal vereiste inkomens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van die wet;
d
de minimum-inkomensijkpunten, bedoeld in artikel 28 van die wet, en
e
de minimum-normlast, bedoeld in artikel 29, eerste lid, formule, van die wet.
3
Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 juli, overeenkomstig artikel 41, eerste, tweede, vijfde en zevende lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
a
het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
b
het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van die wet, en
c
het bedrag, genoemd in artikel 31, eerste lid, van die wet.
4
Voor de toepassing van het eerste lid worden bij ministeriële regeling, met ingang van 1 juli 2016 en 1 oktober 2016 en vervolgens jaarlijks met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober, overeenkomstig artikel 26, derde lid, van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde wet, gewijzigd vastgesteld:
a
het percentage van de normrente, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van die wet, en
b
het normbedrag voor de per maand te betalen spaarpremie, bedoeld in artikel 26, tweede lid, van die wet.
5
Voor de toepassing van het eerste lid blijft artikel 6, zesde lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet, buiten toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.