Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Arbeidstijdenwet

 

Artikel 8 1
1
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaren.
2
Met betrekking tot door Onze Minister aangewezen categorieën van arbeid zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast of mede belast de door hem aangewezen andere ambtenaren dan de in het eerste lid bedoelde. Indien ambtenaren worden aangewezen die ressorteren onder een andere minister, wordt het besluit tot aanwijzing van die ambtenaren genomen door Onze Minister en die andere minister gezamenlijk.
3
In afwijking van het tweede lid wordt het aldaar bedoelde besluit, voor zover het de in artikel 5:12, tweede lid, onderscheiden categorieën van arbeid betreft, genomen door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat en Onze Minister tezamen.
4
Van een aanwijzingsbesluit als bedoeld in de voorgaande leden wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
5
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in de bij of krachtens die maatregel te bepalen gevallen en wijze degene die arbeid verricht of doet verrichten in de territoriale zee of de exclusieve economische zone, verplicht is de ambtenaren, bedoeld in het eerste of tweede lid, bij de uitoefening van hun bevoegdheden te vervoeren naar door deze ambtenaren aan te duiden plaatsen waar deze arbeid wordt of zal worden verricht. Artikel 4:3, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
8.2
Het bevel tot staken van de arbeid
Het bevel tot staken van de arbeid

Artikel 8 3
1
Een ieder, wie zulks aangaat, gedraagt zich overeenkomstig een bevel als bedoeld in artikel 8:2, eerste en tweede lid, en een maatregel of aanwijzing als bedoeld in het vierde lid van dat artikel.
2
Een gedraging in strijd met het eerste lid is een misdrijf.
3
Voor zover het in het eerste en tweede lid bedoelde bevel op enigerlei andere wijze dan schriftelijk wordt gegeven, wordt zij binnen 7 dagen, nadat het bevel is gegeven, schriftelijk bevestigd.
4
Degene, die een bevel als bedoeld in het eerste en tweede lid, heeft gegeven, is bevoegd met betrekking tot de uitvoering ervan de nodige maatregelen te treffen, met inbegrip van de toepassing van bestuursdwang? de nodige aanwijzingen te geven en de hulp van de sterke arm in te roepen.
5
Degene die het bevel heeft gegeven, kan dit bevel te allen tijde intrekken.
Aansprakelijkheid

Artikel 8 3
1
Een ieder, wie zulks aangaat, gedraagt zich overeenkomstig een bevel als bedoeld in artikel 8:2, eerste en tweede lid, en een maatregel of aanwijzing als bedoeld in het vierde lid van dat artikel.
2
Een gedraging in strijd met het eerste lid is een misdrijf.
8.3
Geheimhouding

Artikel 8 4
De toezichthouders zijn, behoudens tegenover hen aan wier gezag zij uit hoofde van hun ambt zijn onderworpen, verplicht tot geheimhouding van de namen van de personen door wie een klacht is ingediend of aangifte is gedaan van een overtreding van deze wet en de daarop berustende bepalingen, behoudens wanneer deze personen hen schriftelijk hebben verklaard tegen de mededeling van hun namen geen bedenkingen te hebben.
8.4
Controlemiddelen toezichthouders

Artikel 8 6
1
Een toezichthouder kan afgifte vorderen van een middel terzake van de deugdelijke registratie, bedoeld in artikel 4:3, derde lid, dat betrekking heeft op arbeid verricht door personen in of op motorrijtuigen, in bij algemene maatregel van bestuur omschreven gevallen van onrechtmatig bezit en gebruik van dat middel.
2
Een ieder is op eerste vordering verplicht tot afgifte van een door hem gehouden middel als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8 6
1
Een toezichthouder kan afgifte vorderen van een middel terzake van de deugdelijke registratie, bedoeld in artikel 4:3, derde lid, dat betrekking heeft op arbeid verricht door personen in of op motorrijtuigen, in bij algemene maatregel van bestuur omschreven gevallen van onrechtmatig bezit en gebruik van dat middel.
2
Een ieder is op eerste vordering verplicht tot afgifte van een door hem gehouden middel als bedoeld in het eerste lid.
3
Een ingevorderd middel wordt met een door de toezichthouder opgemaakt rapport inzake de toedracht van vordering tot afgifte gezonden aan Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.
4
De voordracht van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt Ons gedaan door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •