Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Beroepswet

 

Artikel 4
1
Op de leden met rechtspraak belast is het bepaalde bij en krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van het bepaalde bij en krachtens de artikelen 1b, 1g, tweede lid, onderdelen a en b, en vijfde lid, en 10 en het krachtens artikel 54, eerste lid, ter aanvulling hiervan bepaalde, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a
wat hun bezoldiging, onkostenvergoeding, benoeming en ambtskostuum betreft de coördinerend vice-presidenten, de vice-presidenten, de raadsheren en de raadsheren-plaatsvervangers worden gelijkgesteld met diezelfde ambten bij een gerechtshof;
b
het bestuur wordt aangemerkt als hun functionele autoriteit;
c
het bestuur de lijst van aanbeveling opmaakt bij het openvallen van een plaats van coördinerend vice-president, vice-president, raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger, de raadsheren-plaatsvervangers oproept voor het verrichten van werkzaamheden, en de werkzaamheden van de leden met rechtspraak belast verdeelt;
d
de eed of belofte wordt afgelegd ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en niet wordt afgenomen op requisitoir van het openbaar ministerie dan wel van de procureur-generaal bij de Hoge Raad;
e
het bestuur een register bijhoudt waarin de koninklijke besluiten betreffende de benoeming van de daar beëdigde leden met rechtspraak belast en de formulieren betreffende de afgelegde eed of belofte worden bewaard, en aan het lid met rechtspraak belast een uittreksel uit dat register, inclusief het formulier betreffende de eed of belofte, wordt uitgereikt;
f
voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren de leden met rechtspraak belast worden gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een gerechtshof of een rechtbank;
g
het lid met rechtspraak belast, dat tevens voorzitter van het bestuur is, bevoegd is tot het opleggen van de disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing;
h
voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder functionele autoriteit het bestuur, uitgezonderd het niet-rechterlijk lid, wordt verstaan;
i
voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46o, tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren onder functionele autoriteit het lid met rechtspraak belast, dat tevens voorzitter van het bestuur is, wordt verstaan.
2
Op de gerechtsauditeurs is het bepaalde bij of krachtens de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, voorzover betrekking hebbend op gerechtsauditeurs, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a
het bestuur als functionele autoriteit wordt aangemerkt;
b
de eed of belofte wordt afgelegd ten overstaan van een enkelvoudige of meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en niet wordt afgenomen op requisitoir van het openbaar ministerie dan wel van de procureur-generaal bij de Hoge Raad;
c
het bestuur een register bijhoudt waarin de koninklijke besluiten betreffende de benoeming van de daar beëdigde gerechtsauditeurs en de formulieren betreffende de afgelegde eed of belofte worden bewaard, en aan de gerechtsauditeur een uittreksel uit dat register, inclusief het formulier betreffende de eed of belofte, wordt uitgereikt;
d
voor de overeenkomstige toepassing van artikel 46 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren de gerechtsauditeurs worden gelijkgesteld met rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een gerechtshof of een rechtbank.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •